Ondersteuningsles 1

Ondersteuningsles 1
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ondersteuningsles 1

Slide 1 - Diapositive

Ondersteuningsles 1
Le planning d'aujourd'hui
  • l'objectifs
  • se présenter
  • de ontkenning
  • een vraag stellen
  • la fin! 

Slide 2 - Diapositive

Ondersteuningsles 1
L'objectifs
Aan het einde van deze les:

  • heb ik kennis gemaakt met de Franse ontkenning.
  • heb ik Frans gesproken.
  • heb ik geleerd hoe je in het Frans een vraag kunt stellen.

Slide 3 - Diapositive

Ondersteuningsles 1
Comment tu t'appelles?

Slide 4 - Diapositive

De ontkenning
Hoe maak je de ontkenning in het Nederlands?

Slide 5 - Diapositive

Ontkenning
Wat is ontkenning?

Je geeft dan aan dat iets niet zo is: 
niet, niet meer, nog niet, nooit, etc...

Slide 6 - Diapositive

Ontkennend maken
ne .... pas
staat om de persoonsvorm (het eerste werkwoord) heen. 
Je vindt de persoonsvorm ook door de zin vragend te maken.

Voorbeeld:
Je parle français = ik praat Frans
Je ne parle pas français = ik praat geen Frans

Slide 7 - Diapositive

Ontkennend maken
ne .... pas
LET OP: als het eerste werkwoord met een klinker of stomme H begint, dan wordt het n'.....pas

Voorbeeld:
Je n'aime pas les pommes = ik houd niet van appels
Je n'habite pas à Soest = ik woon niet in Soest

Slide 8 - Diapositive

Ontkennend maken
Je fais du ski
je ne fais pas de ski (= ik ski niet)
J'ai fait du ski
je n'ai pas fait de ski (= ik heb niet geskied)
Je vais faire du ski
je ne vais pas faire de ski (= ik ga niet skiën)
J'aime les fraises
Je n'aime pas les fraises (= ik houd niet van aardbeien)
Il y a un problème?
Non, il n'y a pas de problème
C'est une pharmacie?
Non, ce n'est pas de pharmacie  

Slide 9 - Diapositive

Ontkennend maken
ne .... plus = niet meer
je ne suis plus malade
ne .... jamais = nooit
je n'ai jamais regardé la télé
ne .... rien = niets
je ne mange rien 
ne .... pas encore = nog niet
je n'ai pas encore acheté les abricots
Let op bij "il y a" (= er is/zijn) en "c'est" (= het is)
non, il n'y a plus de fraises.
non, ce n'est pas encore possible

Slide 10 - Diapositive

samenvatting ontkenning
-"Ne" = voor het eerste werkwoord (persoonsvorm)
-"pas/plus/jamais" = komt na het eerste werkwoord

Slide 11 - Diapositive

Ontkenning
We gaan nu oefenen; pak je laptop!!

Slide 12 - Diapositive

Wanneer verandert "ne" in "n'"?
A
Als het werkwoord daarna begint met een klinker
B
Als het werkwoord daarna begint met een medeklinker
C
Als het een positief werkwoord is
D
Als het na de persoonsvorm staat

Slide 13 - Quiz

Waaromheen plaats je de ontkenning "ne ... pas"?
A
Het onderwerp
B
De persoonsvorm

Slide 14 - Quiz

Welke zin is ontkennend?
A
J'aime la France.
B
Je n'aime pas la France.

Slide 15 - Quiz

Wat is de ontkenning van:
"J'habite à Amsterdam"?
A
J' ne habite pas à Amsterdam
B
Je ne habite pas à Amsterdam
C
Je n'habite pas à Amsterdam
D
Je ne pas habite à Amsterdam

Slide 16 - Quiz

Wat is de ontkenning van "il y a"
(= er is / er zijn)?
A
il n'y a pas....
B
il y n'a pas
C
n'il y a pas
D
il y a ne pas

Slide 17 - Quiz

nooit
A
ne ... pas
B
ne ... plus
C
ne ... pas encore
D
ne ... jamais

Slide 18 - Quiz

ne ... plus
ne ... jamais
ne ... rien
ne ... pas encore
niet meer
nooit
niets
nog niet

Slide 19 - Question de remorquage

Maakt ontkennend:
il y a un lapin dans ton jardin? Non, ......
A
il y n'a pas de lapin dans mon jardin
B
il n'y a pas de lapin dans mon jardin

Slide 20 - Quiz

1. Elle visite le restaurant ? Non, _____________________.

Slide 21 - Question ouverte

2. Ils regardent la carte? Non, ____________________.

Slide 22 - Question ouverte

3. Il aime le lait ? Non,_______________________.

Slide 23 - Question ouverte

Il donne un cadeau?
Non, _______________________.

Slide 24 - Question ouverte

Wat betekent "Je ne vais plus à l'école"?
A
Ik ga nooit naar school.
B
Ik ga nog niet naar school.
C
Ik ga niet meer naar school.
D
Ik doe niets op school.

Slide 25 - Quiz

Voltooi:
Tu regardes la télé (niet meer).

Slide 26 - Question ouverte

Voltooi:
Je parle français (nooit).

Slide 27 - Question ouverte

(niet meer) - Je suis malade

Slide 28 - Question ouverte

(niets) - Il a mangé

Slide 29 - Question ouverte

De ontkenning van c'est =

Slide 30 - Question ouverte

La fin!
Les devoirs
Let goed op in de Frans les of er nog iets is wat je niet begrijpt, schrijf dit op en neem het mee naar de ondersteuningsles.
Aan het einde van deze les:

  • heb ik kennis gemaakt met de Franse ontkenning.
  • heb ik Frans gesproken.
  • heb ik geleerd hoe je in het Frans een vraag kunt stellen.

Slide 31 - Diapositive