Tekstverbanden en signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Lesplanning

Terugkoppelen vorige les - huiswerk

Nakijken

Lesdoel

Nieuwe theorie

Zelfstandig werken

Huiswerk

Lees tekst 1 op blz. 158 (Gamen is (ook) goed voor je)

3 woorden opschrijven

Betekenis opzoeken

Opdracht 2 maken op blz. 161

3 woorden uit tekst 1

Lesdoel

• Aan het einde van de les weet je wat een tekstverband is.

• Aan het einde van de tekst weet je wat een signaalwoord is.

• Aan het einde van de les kun je 2 tekstverbanden opnoemen.

Wat is een tekstverband? Haal de woorden uit elkaar.

Tekstverband

Het verband tussen zinnen en alinea's. Ze geven aan wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben.

Tekstverbanden worden aangegeven met signaalwoorden.

Wat is een signaalwoord

Wat zijn signaalwoorden?

1. Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
2. Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
3. Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
4. Woorden die extra informatie geven

Maak een zin met daarin een opsomming.

Opsomming

Na elkaar opnoemen van een aantal punten/onderdelen

Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, tot slot, en, vervolgens, ook

Vandaag volg ik Nederlands, wiskunde, gym en ook PIE/BWI.

Wat is/zijn de signaalwoorden: Voetballen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport. Je kunt het ook lekker buiten doen. Ten slotte kan het op elk moment.

Wat zijn tegenstellingen?

1. woorden die een argument versterken
2. woorden die je niet kent
3. woorden die ongeveer hetzelfde betekenen
4. woorden die elkaars tegenovergestelde zijn

Tegenstelling

Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.

Signaalwoorden als:

 echter, toch, maar, daarentegen en hoewel

helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.

Tegenstelling

Voorbeeld:
De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende pijpenstelen.

Aan welk signaalwoord kan je de tegenstelling herkennen?

Maak nu een zin met daarin een tegenstelling en geef aan wat het signaalwoord is.

Wat heb je geleerd vandaag? Waar zou je nog meer aandacht aan willen besteden?

Wat ga je doen?

Maak 3 nieuwe zinnen waaruit blijkt dat je de betekenis van de woorden kent.

Maak opdr. 3 op blz. 162 

Zelfstandig (oortjes toegestaan)

Vragen? Steek je vinger op

Klaar? Opdr. 4