H2A formatieve toets ww-spelling 23-24
1 / 24
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Zij (geloven, tegenwoordige tijd) mij niet.
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt
Slide 2 - Quiz
Wat (willen, tegenwoordige tijd) hij van mijn nieuwe kamer meenemen?
A
wil
B
wilt
C
wild
Slide 3 - Quiz
De jongens (begroeten, verleden tijd) elkaar op het voetbalveldje.
A
begroeten
B
begroetten
C
begroette
D
begroete
Slide 4 - Quiz
Als ik de takken (gereedhouden, tegenwoordige tijd), dan kan jij ze bij elkaar binden.
A
gereedhoudt
B
gereedhoud
Slide 5 - Quiz
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
(Houden) jouw zus ook zo van dansen?
(Houden) jouw zus ook zo van dansen?
Slide 6 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
(Houden) houd je ook zo van dansen?
(Houden) houd je ook zo van dansen?
Slide 7 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De rechtbank (besluiten) gister beide verdachten tegelijk te berechten.
De rechtbank (besluiten) gister beide verdachten tegelijk te berechten.
Slide 8 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Pak nu onmiddellijk het boek en (houden) jullie mond.
Pak nu onmiddellijk het boek en (houden) jullie mond.
Slide 9 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De burgers van het beschoten dorp (vluchten) gister de bergen in.
De burgers van het beschoten dorp (vluchten) gister de bergen in.
Slide 10 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Gisteren (luiden, verleden tijd) de voorspelling nog regen en storm, maar nu schijnt de zon
Gisteren (luiden, verleden tijd) de voorspelling nog regen en storm, maar nu schijnt de zon
Slide 11 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
(Fluiten) liep Frits door het park.
(Fluiten) liep Frits door het park.
Slide 12 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Thea en Bas waren zo laat (vertrekken) dat ze te laat zouden komen.
Thea en Bas waren zo laat (vertrekken) dat ze te laat zouden komen.
Slide 13 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De docent (vergroten, verleden tijd) vorige week de foto.
De docent (vergroten, verleden tijd) vorige week de foto.
Slide 14 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Het (verbazen, tegenwoordige tijd) hen steeds weer dat er altijd wat moois bloeit in hun tuin.
Het (verbazen, tegenwoordige tijd) hen steeds weer dat er altijd wat moois bloeit in hun tuin.
Slide 15 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Hij is vorige week (verhuizen).
Hij is vorige week (verhuizen).
Slide 16 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
De jachtopzieners (bekijken, verleden tijd) een roedel herten.
De jachtopzieners (bekijken, verleden tijd) een roedel herten.
Slide 17 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
(Kennen) je zus nu wel het juiste antwoord?
(Kennen) je zus nu wel het juiste antwoord?
Slide 18 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
het (verzetten) werk
het (verzetten) werk
Slide 19 - Question ouverte
persoonsvorm tt of voltooid deelwoord?
Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.
Is verdiend pvtt of vd?
Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.
Is verdiend pvtt of vd?
A
pvtt
B
vd
Slide 20 - Quiz
persoonsvorm tt of voltooid deelwoord?
Wie weet wat er vanavond gebeurd is?
Is gebeurd pvtt of VD?
Wie weet wat er vanavond gebeurd is?
Is gebeurd pvtt of VD?
A
pvtt
B
vd
Slide 21 - Quiz
pvtt of vd?
Monica beweert dat ze snel verbrandt in de zon.
Is verbrandt pvtt of vd?
Monica beweert dat ze snel verbrandt in de zon.
Is verbrandt pvtt of vd?
A
pvtt
B
vd
Slide 22 - Quiz
Ik vond deze toets
A
makkelijk
B
redelijk
C
lastig
D
moeilijk
Slide 23 - Quiz
Wat van ww-spelling moet jij nog oefenen voor het pw in de toetsweek?
