Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Thema ZINTUIGEN
Slide 1 - Diapositive
Lesverloop
Terugkoppelingsvragen
Uitleg
Kennisvragen
Zelfstandig werken
Slide 2 - Diapositive
Basisstof 5 Het netvlies
Leerjaar 3
Mevrouw Rottier & Mevrouw van Brakel
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen
11.5.1 Je kunt de bouw en de werking van het netvlies beschrijven.
Slide 4 - Diapositive
Kennisvragen
Slide 5 - Diapositive
is een prikkel voor het oog.
Geluid is de prikkel voor je .
In een zintuigcel wordt de omgezet in een
oor
licht
impuls
prikkel
Slide 6 - Question de remorquage
Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies
Vangt lichtprikkels op
Beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Slide 7 - Question de remorquage
Gezichtszintuigen
Gehoorzintuigen
Evenwichtszintuigen
Reukzintuigen
Tastzintuigen
Licht
Geluid
Zwaartekracht
Geur
Aanraking
Slide 8 - Question de remorquage
Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
oogzenuw
lens
Glasachtig lichaam
Slide 9 - Question de remorquage
Lengtespieren
Kringspieren
Slide 10 - Question de remorquage
Als de pupil groot is, zijn de kringspieren
A
gespannen
B
ontspannen
Slide 11 - Quiz
Pupilreflex
Slide 12 - Diapositive
Wanneer accommoderen je ooglenzen? Je ooglenzen accommoderen:
A
Als je eerst iets van dichtbij en direct erna iets van veraf bekijkt.
B
Als je pupillen van groot naar klein gaan en andersom.
C
Als je lang naar één punt in de verte kijkt.
D
Als je van een donkere ruimte in een verlichte ruimte komt.
Slide 13 - Quiz
accommoderen = continu scherp stellen
Slide 14 - Diapositive
In welke situatie trekken de lengtespieren (straalsgewijs lopende spieren) in je oog samen?
A
Als je een donkere ruimte in komt lopen.
B
Als je in de zon zit en een boek aan het lezen bent.
C
Als iemand een bal naar je hoofd gooit.
D
Als je in een lamp kijkt
Slide 15 - Quiz
De zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt heet de ...
A
Adequate prikkel
B
Gewenning
C
Drempelwaarde
D
Zintuig
Slide 16 - Quiz
Wat veroorzaakt de smaak van eten?
A
Prikkel op de mond zintuig
B
Zowel de mondprikkel als de geurprikkel
C
Geurprikkel
Slide 17 - Quiz
Thema zintuigen
basisstof 5: het netvlies
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Lichtstralen
Lichtstralendie in je oog aankomen worden gebroken: ze worden in een andere richting omgebogen
Lichtbreking in je oog gebeurt vooral door je hoornvlies en de ooglens
De ooglens in je oog is een bolle lens: lichtstralen worden naar elkaar toe gebogen.
Slide 21 - Diapositive
Dichtbij zien
Als de kringspieren samentrekken, opening waar lens hangt kleiner . De lensbandjes verslappen. De lens wordt daardoor minder ‘uitgerekt’ en wordt door de elasticiteit boller.
Een bolle lens buigt de lichtstralen sterker af. Daardoor kun je een voorwerp dat dichtbij is (minder dan ongeveer 5 m) scherp zien.
Slide 22 - Diapositive
accommoderen = continu scherp stellen
Slide 23 - Diapositive
Netvlies
Hier zitten de zintuigcellen in om te waarnemen
NETFLIX kijken
Slide 24 - Diapositive
Zintuigcellen
Laag van zintuigcellen liggen tegen het glasachtig lichaam aan
Gele vlek = loodrecht op lens
Blinde vlek = waar zenuw oog verlaat (geen zintuigcellen)
Slide 25 - Diapositive
Kegeltjes
Kegeltjes zijn voor het waarnemen van kleuren.
(Ezelsbruggetje: K van Kegeltjes is de K van ... juist kleur!)
Kegeltjes werken alleen bij veel licht. In de gele vlek liggen de meeste kegeltjes!
Slide 26 - Diapositive
Kegeltjes
Kegeltjes zijn voor het waarnemen van kleuren.
Kvan Kegeltjes is de K van kleur!)
Slide 27 - Diapositive
Staafjes
Slide 28 - Diapositive
Staafjes
Met de staafjes zie je zwart, wit en grijstinten. Staafjes werken bij weinig licht, dus ‘s avonds en ‘s nachts.
Staafjes liggen niet in de gele vlek
De zintuigcellen in een oog worden gevoeliger voor lichtprikkels als er bijna geen licht meer is.
0-10 min = in het donker zien neemt langzaam toe.
20 min = in het donker kun je al goed zien.
60 min =ogen helemaal aangepast aan de geringe hoeveelheid licht.
Slide 29 - Diapositive
Staafjes
Staafjes zie je alleen zwart en wit
S van staafjes is de S van Snachts!)
Slide 30 - Diapositive
Met staafjes
Met kegeltjes
Slide 31 - Diapositive
Kleurenblind
Werken de kegeltjes niet goed
Veel voorkomende: Roodgroen kleurenblindheid
Dan zie je geen getallen in de afbeelding
Slide 32 - Diapositive
Kleurenblind
Slide 33 - Diapositive
Kleurenblindheid
Linksonder; rood kleurenblind
Rechtsonder; groen kleurenblind
Slide 34 - Diapositive
Zenuwcellen
De laag zenuwcellen ligt tegen het glasachtig lichaam aan.
geleiden impulsen vanaf staafjes/kegeltjes naar de hersenen.
Uitlopers verlaten oog via de oogzenuw.
- op deze plek liggen geen zintuigcellen --> blinde vlek
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Vidéo
Kennisvragen
Slide 37 - Diapositive
Wat is waar voor je kegeltjes?
A
Kleur zien. Hoge drempelwaarde
B
Grijstinten zien. Hoge drempelwaarde.
C
Kleur zien. Lage drempelwaarde
D
Grijstinten zien. Lage drempelwaarde
Slide 38 - Quiz
In de gele vlek zitten...?
A
Veel staafjes
B
Veel kegeltjes
C
Even veel staafjes als kegeltjes
D
Geen staafjes en kegeltjes
Slide 39 - Quiz
De gele vlek:
A
Een plek met zintuigcellen waar je het scherpst ziet
B
Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt
C
Stuurt impulsen naar de hersenen
D
is een lichtdoorlatende beschermlaag
Slide 40 - Quiz
Met de kegeltjes zie je?
A
Contouren en grijsstinten
B
Scherp en grijsstinten
C
Scherp en kleuren
D
Contouren en kleuren
Slide 41 - Quiz
Gele vlek
A
Het deel van het oog waar de oogzenuw het oog verlaat en waarmee men niets kan zien.
B
Gedeelte van het netvlies, waarop voornamelijk kegeltjes zijn geconcentreerd.
C
Het doorzichtige deel van het oog dat tussen de lens en het netvlies ligt.
D
Het grootste deel van de menselijke hersenen, dat bestaat uit de linker- en rechter hersenhelft.