Meer dan lezen par 1 t/m 4 herhalen en par 5

Cursus 1 Meer dan Lezen 
Alle theorie op een rij 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Cursus 1 Meer dan Lezen 
Alle theorie op een rij 

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning 
Quiz herhaling t/m par. 4
Instructie par. 5
Aan de slag in groepjes met een tekst
Nu: 
1. Maak groepjes van 4 personen.
2. laptop pakken en Lessonup starten

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
Ik kan onderwerp en hoofdgedachte benoemen.
Ik kan een structuur van een tekst herkennen.
Ik begrijp wat alinea's en kernzinnen zijn.
Ik kan een kernzin aanwijzen binnen een alinea.
Ik weet wat in een inleiding en slot van een tekst thuishoort.
Ik weet hoe ik deelonderwerpen kan herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Quiz 
Paragraaf 1 t/m 4

Slide 4 - Diapositive

Wat is een ander woord voor leesstrategie?
A
Manier van lezen
B
Leesdoel
C
Snel lezen
D
Luisterstrategie

Slide 5 - Quiz

Bij precies lezen ....
A
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
B
bekijk je de tekst en lees je de eerste alinea
C
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea
D
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt

Slide 6 - Quiz

Bij oriënterend lezen . . . .
A
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
B
bekijk je de tekst en lees je de eerste alinea
C
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea
D
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt

Slide 7 - Quiz

Bij globaal lezen . . . .
A
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt
B
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea
C
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
D
bekijk je de tekst en lees je de eerste alinea

Slide 8 - Quiz

Bij zoekend lezen . . .
A
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea.
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt.
C
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea.
D
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst.

Slide 9 - Quiz


Wat is het onderwerp van een tekst?
A
samenvatting van één zin over de tekst
B
in één of enkele woorden waar de tekst over gaat
C
alle tussenkopjes samen
D
de titel

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 11 - Quiz


Wat is een hoofdgedachte?
A
de samenvatting van de tekst
B
een zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt
C
een zin uit de tekst
D
wat de schrijver van de tekst vindt

Slide 12 - Quiz

De hoofdgedachte van een tekst staat vaak letterlijk in de inleiding of het slot.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
A
Twee scholen in de Randstad verbieden leerlingen examen te doen
B
Een school mag een leerling adviseren af te zien van examen
C
Vijf leerlingen meldden zich de afgelopen maand bij het LAKS
D
Om een hoog slagingspercentage te garanderen, weigeren scholen leerlingen met slechte cijfers examen te laten doen.

Slide 14 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De kernzin is de titel van een alinea
B
De kernzin is de langste zin van een alinea
C
De kernzin geeft het belangrijkste van een alinea
D
De kernzin geeft de bijzaken van een alinea

Slide 15 - Quiz


Wat is de kernzin?
A
Pubers zijn niet in staat weloverwogen een vakkenpakket te kiezen.
B
Hun hersens zijn nog lang niet volgroeid en daarom (...)

Slide 16 - Quiz


Wat is de kernzin?
A
zin 1
B
zin 2
C
zin 3
D
zin 4

Slide 17 - Quiz

1 Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort? Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstdoelen.
activeren
amuseren
informeren
overtuigen
instructie
recensie
reclamefolder
roman

Slide 18 - Question de remorquage

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
Instrueren

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Vidéo

Tekst Max Verstappen opdracht
Groepje van 4
1. Lees de tekst samen: om de beurt een alinea.
2. Maak de  vragen:
Let op: vraag 9 t/m 16 markeer je in de tekst.

Slide 21 - Diapositive

Paragraaf 5 Inleiding en slot
Inleiding heeft 2 functies: 
- nieuwsgierig maken (bijv. anekdote, voorbeeld, actualiteit)
- duidelijk maken waar de tekst over gaat (onderwerp)

Slide 22 - Diapositive

Paragraaf 5 Inleiding en slot
Het slot (kan één of meer alinea's zijn):
- meestal conclusie (hoofdgedachte) (dus/daarom) OF
korte samenvatting
Wat kan er ook instaan?
- een aanbeveling (advies)
- aansluiting bij de inleiding (verhaal rond maken)
- toekomstverwachting
Sommige teksten geen echt slot (nieuwsberichten)

Slide 23 - Diapositive

Wat betekent het woord anekdote?
A
een vraaggesprek
B
een voorbeeld
C
een uitleg
D
een kort, grappig verhaaltje

Slide 24 - Quiz


Lees de inleiding
nauwkeurig.

Wat is de functie van de inleiding?
A
aandacht trekken en onderwerp bekend maken
B
uitleg geven over gamen
C
centrale vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 25 - Quiz

Alle teksten hebben een slot
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Aan de slag!
Wat? Opdracht 3 blz. 37 maken (al klaar? dan nakijken)
Hoe? Bladzijde 37 
Tijd? 15 minuten
Hulp? Zelfstandig
Klaar? Theorie paragraaf 6 zelfstandig bestuderen (blz. 42)
Daarna maken opdracht 2 blz. 42/43

Slide 27 - Diapositive