GMK P1.4 - Herhaling

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welk geneesmiddel behoort tot de groep antibiotica?
A
Doxycycline
B
Tamsulosine
C
Tetanustoxoíde
D
Triamcinolon

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de 3 meest voorkomende bijwerkingen van antibiotica?

Slide 6 - Question ouverte

I Een bactericide antibioticum werkt tegen griep
II Resistentie betekent dat de bacterie ongevoelig is voor het antibioticum

A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is onjuist
D
Stelling 1 is onjuist. Stelling 2 is juist

Slide 7 - Quiz

Wat is een kenmerk van amoxicilline?
A
Alleen beschikbaar als tablet
B
Mag gebruikt bij een penicilline-allergie
C
Bijwerking: Overgevoelig voor UV-licht
D
Vaak in combinatie met clavulaanzuur

Slide 8 - Quiz

Over welke term gaat dit?
'' Dit type antibioticum is werkzaam tegen weinig soorten bacteriën''
A
Breed spectrum
B
Smal spectrum
C
Bactericide
D
Bacteriostatisch

Slide 9 - Quiz

Wat is de indicatie van 'nitrofurantoïne'?
A
Incontinentie
B
Prostaatklachten
C
Reizigersdiarree
D
Urineweginfectie

Slide 10 - Quiz

Wat klopt over 'indifferente dermatica'?
A
Belangrijk om dun te smeren
B
Kan meteen na het aanbrengen van corticosteroïden op de huid aangebracht worden
C
Werkzame stof is 'lanette'
D
Zit geen werkzame stof in

Slide 11 - Quiz

Wat is een kenmerk van de behandeling met corticosteroïden?
A
Vaak monotherapie
B
Dik smeren
C
Bijwerking atrofie
D
Verschillende geneesmiddelen zijn gelijkwaardig in effect

Slide 12 - Quiz

Welke geneesmiddelgroep heeft als indicatie voetschimmel?
A
Antimycoticum
B
Antibioticum
C
Antiviraal middel
D
Indifferent middel

Slide 13 - Quiz

Welk corticosteroïd voor op de huid is een klasse 2?
A
Betamethason
B
Clobetasol
C
Hydrocortison
D
Triamcinolon

Slide 14 - Quiz

Een dokter schrijft het volgende voor
1 tube Miconazol/hydrocortison crème
1 tube Miconazol crème

Wat is de bedoeling?

A
Dit is een foutje. Moet 1 van de 2 zijn
B
Eerst miconazol voor 5-10 dagen, daarna over op miconazol/hydrocortison
C
Eerst miconazol/hydrocortison voor 5-10 dagen, daarna over op miconazol
D
's Ochtends miconazol/hydrocortison en 's avonds miconazol

Slide 15 - Quiz

Wat klopt over fusidinezuur?
A
Gebruik: na 6 weken evalueren
B
Geneesmiddelgroep: antibiotica
C
Indicatie: prostaatklachten
D
Toedieningsvorm: tablet

Slide 16 - Quiz

Wat is een belangrijk kenmerk van 'sildenafil'?
A
Altijd gebruiken tot 1-2 dagen na verdwijnen van de klachten
B
Huid wordt gevoeliger voor UV-licht
C
Niet gebruiken in combinatie met nitraten, zoals nitroglycerine
D
Urine kan bruin verkleuren

Slide 17 - Quiz

Dit geneesmiddel ontspant de spieren van de blaas en de prostaat.
A
Sildenafil
B
Solifenacine
C
Tamsulosine
D
Tetanus-toxoïde

Slide 18 - Quiz

Wat is een bijwerking van solifenacine (vesicare)?
A
Blozen
B
Diarree
C
Droge mond
D
Hypotensie

Slide 19 - Quiz

De indicatie van tamsulosine is:
A
Erectieproblemen
B
Prostaatklachten
C
Stress-incontinentie
D
Urge-incontinentie

Slide 20 - Quiz

Wat klopt over solifenacine?
A
Evalueren na 6 weken
B
Geneesmiddelgroep: parasympaticolytica
C
Indicatie: stress-incontinentie
D
Remt de afbraak van bloedvatverwijdende stoffen

Slide 21 - Quiz

Wat klopt over tetanustoxoïd?
A
Is een antibioticum
B
Een indicatie: verwonding door hondenbeet
C
Tabletten (kuur 7 dagen)
D
Niet in het rijksvaccincatieprogramma

Slide 22 - Quiz

Wat is de toedieningsvorm van fosfomycine?
A
Cutaan
B
Oraal
C
Poeder voor drank
D
Tablet

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Antibiotica: Wat zou een patiënt kunnen vragen over deze geneesmiddelen?

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Urinewegen: Wat zou een patiënt kunnen vragen over deze geneesmiddelen?

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Eczeem: Wat zou een patiënt kunnen vragen over deze geneesmiddelen?

Slide 29 - Question ouverte