WK 38 VH3 samentrekking en verwijswoorden

VH3 - Nederlands
Week 38 - les 1
samentrekking
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

VH3 - Nederlands
Week 38 - les 1
samentrekking
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Agenda 
  • Leerdoelen
  • Samentrekking, wat is dat ook alweer?
  •  Foutieve samentrekking
  • Oefenen in de klas
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik kan een samentrekking controleren.
  • Ik kan vaststellen of een samentrekking goed of fout is.
  • Ik kan een foute samentrekking herschrijven zodat deze correct wordt.

Slide 3 - Diapositive

Samentrekking - herhaling
In een samentrekking is een woorddeel (-delen van voordelen), een woord (sokken, nieuwe) of een zinsdeel (trekt aan = wg) weggelaten, omdat het ook op een andere plek in de woordgroep of zin voorkomt. Dat heet samentrekking. Door identieke (delen van) woorden of zinsdelen weg te laten, kun je korter formuleren.

Slide 4 - Diapositive

Samentrekking
Als in een samengestelde zin dezelfde woorden twee keer voorkomen, kun je die woorden meestal de tweede keer weglaten. Dat heet samentrekking:
– De oude meubels waren aan de straat gezet, maar (–) werden niet door de vuilophaaldienst meegenomen. Op de plaats van het streepje is de oude meubels weggelaten.

Slide 5 - Diapositive

Samentrekking
Woorden weglaten mag alleen als aan drie voorwaarden wordt voldaan: de weggelaten woorden hebben dezelfde grammaticale functie (onderwerp, lijdend voorwerp, koppelwerkwoord enzovoort), dezelfde betekenis en hetzelfde getal (enkelvoud of meervoud) als de woorden die blijven staan.

Slide 6 - Diapositive

Samentrekking controleren
1 Noteer de woorden die in het tweede deel van de zin weggelaten zijn.
2 Bepaal de grammaticale functie(s) (welk zinsdeel of welke woordsoort), de betekenis en het getal van de samengetrokken woorden in het eerste deel van de zin.
3 Bepaal de grammaticale functie, de betekenis en het getal van de weggelaten woorden in het tweede deel van de zin.
4 Bepaal of de grammaticale functie, de betekenis en het getal in beide gevallen hetzelfde zijn. In dat geval is de samentrekking correct.

Slide 7 - Diapositive

Samentrekking controleren
Zo verbeter je een foutieve samentrekking Als de grammaticale functie, de betekenis of het getal niet hetzelfde is, is er sprake van een foutieve samentrekking. Die verbeter je als volgt: plaats de weggelaten woorden (of passende verwijswoorden) alsnog in het tweede deel van de zin. 

Slide 8 - Diapositive

Samentrekking controleren
– Mijn nieuwe schoenen zijn duur en (–) daarom deels door mijn ouders betaald.
1 Weggelaten: mijn nieuwe schoenen; zijn.
2 Mijn nieuwe schoenen = ow; zijn = pv in het ng (zijn [duur]) = kww
3 Mijn nieuwe schoenen = ow; zijn = pv in het wg (zijn betaald) = hww
4 Mijn nieuwe schoenen – correct; zijn – foutief
5 Verbetering: Mijn nieuwe schoenen zijn duur en zijn daarom deels door mijn ouders betaald. 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Lien

Zelfstandig werken
Formuleren, paragraaf 2 samentrekking controleren
opdracht 1 t/m 4
Maken via de geplande taken!

Slide 12 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik kan een samentrekking controleren.
  • Ik kan vaststellen of een samentrekking goed of fout is.
  • Ik kan een foute samentrekking herschrijven zodat deze correct wordt.

Slide 13 - Diapositive

VH3 - Nederlands
Formuleren - fouten met verwijswoorden
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 14 - Diapositive

Agenda vandaag
  • Leerdoelen
  • Verwijswoorden
  • Fouten met verwijswoorden
  • Oefenen in de klas
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik weet wat verwijswoorden zijn.
  • Ik kan fout gebruikte verwijswoorden herkennen.
  • Ik kan zinnen correct herschrijven.

Slide 16 - Diapositive

Verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is, het antecedent. Met verwijswoorden maken mensen veel fouten. Dat kan verschillende oorzaken hebben. 

Slide 17 - Diapositive

Fouten met verwijswoorden #1
Iemand weet niet of het woord waarnaar hij verwijst een de-woord of een het-woord is, waardoor mogelijk het onjuiste verwijswoord wordt gekozen.
Voorbeeld:
– Mijn neef werkt bij een bedrijf, ... machines bouwt om computerchips te maken.
Naar de-woorden verwijs je met die of deze, naar het-woorden verwijs je met dit of dat. Bedrijf is een het-woord, dus het verwijswoord in de voorbeeldzin moet dat zijn. 

Slide 18 - Diapositive

Fouten met verwijswoorden #2
Oorzaak 2: Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor het bepalen van het woordgeslacht van het antecedent, waardoor mogelijk het onjuiste verwijswoord gekozen wordt. Voorbeeld:
– Het bestuur heeft besloten de ijsbaan dit jaar niet te openen en verdedigt … besluit met financiële argumenten.
Het woord bestuur is onzijdig, dus het verwijswoord in de voorbeeldzin moet zijn zijn. Het geslacht van een woord (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) vind je in de Woordenlijst Nederlandse Taal (woordenlijst.org) en in een woordenboek.

Slide 19 - Diapositive

Fouten met verwijswoorden #3
 Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor verwijswoorden. Voorbeelden:
– Je zussen kunnen geen geheimen bewaren, dus ik zou … niet vertellen dat je een date hebt.
Na een voorzetsel en als lijdend voorwerp gebruik je hen, maar als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel gebruik je hun. Het verwijswoord in de voorbeeldzin moet dus hun zijn.

Slide 20 - Diapositive

Nog meer voorbeelden
Nagele, een dorp in de Noordoostpolder, staat bekend om … platte daken.
Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden, waarnaar je verwijst met het en zijn. Het verwijswoord in de voorbeeldzin moet dus zijn zijn.

Slide 21 - Diapositive

Nog meer voorbeelden
 Mijn oma … ik een ketting cadeau heb gekregen, was op mijn verjaardag.
Naar dieren en dingen verwijs je met waar+voorzetsel (waarover, waarvoor enzovoort), maar naar mensen verwijs je met voorzetsel + wie (over wie, voor wie enzovoort). De verwijzing in de voorbeeldzin moet dus van wie zijn.

Slide 22 - Diapositive

Nog meer voorbeelden
Het weinige … Kimber aan haar auditie voorbereid had, bleek precies genoeg te zijn voor een toelating aan het conservatorium.
Het verwijswoord wat gebruik je om te verwijzen naar dat en datgene, naar een onbepaald voornaamwoord (zoals alles of iets), naar een overtreffende trap (het mooiste) of naar een hele zin. Het verwijswoord in de voorbeeldzin moet dus wat zijn.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Lien

Leerdoelen
  • Ik weet wat verwijswoorden zijn.
  • Ik kan fout gebruikte verwijswoorden herkennen.
  • Ik kan zinnen correct herschrijven.

Slide 26 - Diapositive

Zelfstandig werken
Formuleren, paragraaf 2 samentrekking controleren 
opdracht 1 t/m 4
Formuleren, paragraaf 3 fouten met verwijswoorden
opdracht 1 t/m 4

Slide 27 - Diapositive

De laatste vragen

Slide 28 - Diapositive

Afsluiting
Bedankt voor jullie aandacht vandaag

Slide 29 - Diapositive