Klas 2TH1 Lesweek 28 - Les 3

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Kapitel 5 / Essen

Achtung:

Handys in deiner Tasche (nicht in deine Hosentasche).

Du sitzt auf deinem eigenen Platz.

Auf deinem Tisch liegen:

dein Buch, dein Heft, dein Etui, dein Laptop (kladiladi)

deutscher Donnerstag

Heute -> deutscher Donnerstag.

Ich spreche (fast) nur Deutsch.

Was mache ich heute?

- Hausaufgaben kontrollieren

- Eintrittskarte

- Lesen

- (Sprechen)

- die Stunde beenden

Lernziele

Was lerne ich diese Stunde?

• Je weet hoe goed je het bezittelijk voornaamwoord al kunt toepassen.

• Du kannst einen einfachen Tekst über Glücksschweine verstehen.

• Du kannst in einen Restaurant Fragen stellen und Antworten geben.

Hausaufgaben kontrollieren

TH	HA
Machen: S. 154 -> Aufgabe 28,29 Sprachmittel Lernen: Grammatik ein- / kein- Bezittelijk voornaamwoord Sprachmittel	Machen: Seite 153 -> Aufgabe 25, 26 Sprachmittel Lernen: Grammatik ein- / kein- Bezittelijk voornaamwoord Sprachmittel

bezittelijk voornaamwoord

STAMPEN!

mijn	mein-	ons / onze	unser-
jouw	dein-	jullie	euer / eure
zijn	sein-	hun	ihr-
haar	ihr-	uw	Ihr-

bezittelijk voornaamwoord

Stappenplan

1
2
3

bezittelijk voornaamwoord

Stappenplan

1	Vertaal het bezittelijke voornaamwoord -> Duits
2	Bepaal of het zelfstandige naamwoord een der, die of das woord is Tip! het gaat altijd om het woord dat erachter staat.
3	Bepaal of er een -e achter het bezittelijk voornaamwoord komt.

Eintrittskarte 

- Was weißt du schon?

- Benutze den Link auf Teams und beantworte die Fragen. 

- Du hast 4 Minuten.

- Iedereen is stil en gaat voor zichzelf de vragen beantwoorden.

- Denk goed na voordat je een antwoord kiest.

Lesen

Ӧffne dein Buch auf Seite 139 -> Aufgabe 3

Voordat je gaat lezen -> leesstrategie

Titel, plaatje, soort tekst, wat moet ik doen….

Waar gaat het eigenlijk over? 

Lesen

Voorlezen + meelezen

Onderstreep belangrijke en onbekende woorden in de tekst.

Ik vraag na iedere alinea.

Lesen

Lees de tekst nu nog een keer in stilte.

Maak de vragen en ondersteep in de tekst waar de antwoorden staan.

Je stelt geen vragen en lost het zelf op.

Ik vraag kris / kras door de klas naar de antwoorden.

Sprachmittel

Ӧffne dein Buch auf Seite 158 -> Aufgabe 36.

- Sprachmittel hören und lesen

- Wir wiederholen die Sprachmittel laut.

- Pro Satz -> Welche Wörter kennst du nicht?

- Sprachmittel in deinem Heft schreiben und übersetzen.

overschrijven in je schrift en vertalen 

(laatste twee blokjes)

Als de wekker gaat -> Buch auf S. 159

Deutsch	Niederländisch
Was findest du lecker? Ich esse gern Eis. Ich mag am liebsten Hamburger	Wat vind je……. Ik eet….. Ik hou het meest van……

Sprechen / Sätze bilden 

Arbeitet zu zweit

Bilde abwechselnd Fragen und Antworten

Sätze bilden	Benutze die Sprachmittel
1. Wat vind je lekker? 2. Wat wil je eten? 3. Hoe smaakt het je?	4. Hoe smaakt de groente? 5. Heeft u ook sinaasappelsap? 6. Pardon, de rekening alstublieft.

Sprechen / Fragen und Antworten bilden

Seite 159 / Aufgabe 38 

Sprechen / Antworten bilden

Arbeitet zu zweit.

.

die Hausaufgaben

TH + HA -> in SOM

Volgende les is Mittwoch 17.  April

Hausaufgaben checken

- Met behulp van een antwoordenboekje.

- Zet een krul bij een goede antwoorden.

- Verbeter de foute antwoorden.

KT Lesetext +  Aufgabe 1 tm  14

TH Lesetext + Aufgabe 1 tm Aufgabe 17

- Na afloop -> antwoordenboekjes op mijn bureau, bitte.

- Ik verwacht dat iedereen de opdrachten nakijkt.

Redewendung / uitdrukking

Da haben wir den Salat!

Nu is de chaos compleet!

Aber bitte mit Sahne

Je mag kiezen uit een tekst waarbij de woorden al boven de tekst 

staan of een tekst waarbij de woorden zelf kunt invullen.