Hoofdstuk 1, 2 & 3

Hoofdstuk 1, 2 & 3
Quiz time!
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1, 2 & 3
Quiz time!

Slide 1 - Diapositive

Wat is dit voor boeking
A
Creditnota inkoop
B
Factuur inkoop
C
Creditnota verkoop
D
Factuur verkoop

Slide 2 - Quiz

Bij inkoopfacturen boeken we te betalen BTW
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat is dit voor boeking
A
Creditnota inkoop
B
Factuur inkoop
C
Creditnota verkoop
D
Factuur verkoop

Slide 4 - Quiz

Als je een factuur betaald boek je de bank
A
Debet
B
Credit

Slide 5 - Quiz

Bij inkoopfacturen boek je de korting apart
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Welke van onderstaande kortingen is géén kwantumkorting of Rabat:
A
3 halen 2 betalen
B
Staffel: 1 stuks = 1,- p st. 10 stuks = 0,90 p st.
C
2 % betalingskorting
D
10% korting bij afname van meer dan 100 stuks

Slide 7 - Quiz

Omzetbonus boek je
A
Direct op je verkoopfactuur
B
Aan het einde van een periode

Slide 8 - Quiz

Deze boeking van ontvangen omzetbonus is
A
Juist
B
Niet juist

Slide 9 - Quiz

Betalingskorting (inkoop) boek je op het moment van
A
De inkoopfactuur
B
De betaling

Slide 10 - Quiz

Dit is een boeking van
A
Betalingskorting inkoop
B
Betalingskorting verkoop

Slide 11 - Quiz

Kosten op een inkoopfactuur boek je
A
Debet
B
Credit

Slide 12 - Quiz

Aankoop pand:
Onroerend zaak belasting boek je op de grootboekrekening "gebouwen"
A
Juist
B
Niet juist

Slide 13 - Quiz

Bankbiljetten en munten zijn
A
Gloraal geld
B
Chartaal geld
C
Geworven geld
D
Giraal geld

Slide 14 - Quiz

Bij creditcard betalingen wordt het geld direct van de rekening geschreven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Rekening kruisposten wordt op dezelfde manier gebruikt als de rekening geld onderweg
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 16 - Quiz

In welk scenario zou je deze journaalpost boeken
A
Verwerken bankafschrift
B
Geld storten bij de bank

Slide 17 - Quiz

Welke uitspraak is juist
A
Het totale bedrag ontvangen door klanten is 20.000
B
Het saldo van de kas is 22.400
C
15.000 is met chartaal geld betaald
D
15.000 is per PIN betaald door klanten

Slide 18 - Quiz

Bij iDeal betalingen wordt er gebruik gemaakt van voorfacturering
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

De dekking van verzendkosten wordt als opbrengst geboekt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Als een medewerker tankt met zijn tankpas boek je dit als geld onderweg
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Intracommunautaire leveringen zijn leveringen...
A
Binnen de EU
B
Buiten de EU

Slide 22 - Quiz

Deze boeking van inkoop binnen de EU is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Deze boeking van een verkoopfactuur aan een EU land is
A
Juist
B
Niet juist

Slide 24 - Quiz