Vertering en tanden

Welkom klas 4
Herhaling thema 4:
Voeding en vertering
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas 4
Herhaling thema 4:
Voeding en vertering

Slide 1 - Diapositive

Planning
Samenvatting over verteringstelsel
Je hebt nodig:
- Jouw laptop
Jouw aantekeningenschrift

Slide 2 - Diapositive

Voedingsstoffen
Planten zetten glucose om in verschillende  voedingsstoffen.

Deze aardappel bevat verschillende voedingsstoffen.
Koolhydraten, vetten, eiwitten en vitaminen. Deze vormen bouwstoffen, brandstoffen, beschermende stof of reservestoffen.

Slide 3 - Diapositive

Vier functies van voedingsstoffen
Er zijn vier functies van voedingsstoffen:

  1. Brandstoffen; energie
  2. Bouwstoffen; groei en herstel
  3. Reservestoffen; opslag
  4. Beschermstoffen; zorgen dat je niet ziek wordt 

Slide 4 - Diapositive

Welke 6 voedingsstoffen zijn er?

Slide 5 - Question ouverte

Koolhydraten zijn:
A
Brandstoffen
B
Reservestoffen
C
Bouwstoffen
D
Beschermende stoffen

Slide 6 - Quiz

Eiwitten zijn
A
Brandstoffen
B
Reservestoffen
C
Bouwstoffen
D
Beschermende stoffen

Slide 7 - Quiz

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Lever
Slokdarm
Maag
Dikke darm
Blinde darm
Endeldarm
Speekselklier
Galblaas
Dunne darm
Twaalfv. darm
Alvleesklier

Slide 8 - Question de remorquage

Verteringssap
Verteringssap
Verteringssap
Verteringssap

Slide 9 - Diapositive

verteringssap en enzymen

Slide 10 - Diapositive

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 25 graden?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 11 - Quiz

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
D
Het enzym werkt het beste bij Q

Slide 12 - Quiz

De lever
Leverslagader: geeft de lever zuurstofrijk bloed.
Leverader: zuurstofarm bloed stroomt van de lever.
Poortader:  zuurstofarm bloed vanaf de darmwand naar de lever.

Functies lever:
- Opslag van glycogeen
- Aanmaak van gal (opslag in galblaas)
- Afbraak van afvalstoffen + eiwitten
- Haalt gifstoffen (alcohol/medicijnen) uit het bloed en breekt deze stoffen af


Slide 13 - Diapositive

Welk orgaan wordt aangegeven met nummer P?
A
Maag
B
Lever
C
Dunne Darm
D
Slokdarm

Slide 14 - Quiz

Welk orgaan wordt aangegeven met nummer Q?
A
Maag
B
Galblaas
C
Dunne Darm
D
Lever

Slide 15 - Quiz

Welk orgaan wordt aangegeven met nummer R?
A
Alvleesklier
B
Maag
C
Dunne Darm
D
Lever

Slide 16 - Quiz

De onderdelen van je nieren en urinewegen
Een nier bestaat uit:
het nierschors, niermerg 
en de nierbekken.
In je nierschors wordt je bloed 
gefilterd, vervolgens gaat het via 
het niermerg naar je nierbekken
en naar je urineleiders

Slide 17 - Diapositive

De huig...
A
Sluit de neusholte af bij slikken
B
Sluit de luchtpijp af bij het slikken

Slide 18 - Quiz

Het strotklepje
A
Sluit de neusholte af bij slikken
B
Sluit de luchtpijp af bij het slikken

Slide 19 - Quiz

Bij welke methode verwarm je melk naar 72 graden?
A
Steriliseren
B
Pasteuriseren
C
Drogen
D
Luchtdicht verpakken

Slide 20 - Quiz

Wat kan je toevoegen om iets langer houdbaar te maken?
A
Conserveringsmiddel
B
Suiker
C
Zout
D
Zuur

Slide 21 - Quiz

In de vriezer....
A
gaan alle schimmels en bacteriën dood.
B
worden alle schimmels en bacteriën heel langzaam

Slide 22 - Quiz

Knobbelkies
Knipkies
Plooikies

Slide 23 - Question de remorquage

Vleeseter
Planteneter
Alleseter

Slide 24 - Question de remorquage

Welke voedingsstoffen moeten eerst worden verteerd voordat ze kunnen worden opgenomen?
A
Eiwitten, koolhydraten en water
B
Eiwitten, koolhydraten en vetten
C
vitamines, water en mineralen
D
Mineralen, koolhydraten, water

Slide 25 - Quiz

In welke organen vindt geen darmperistaltiek plaats?
A
Slokdarm
B
Lever
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 26 - Quiz

Wat doet maagsap?
A
Doodt bacteriën
B
Verteert vezels
C
Verkleint vetdruppels
D
Verteert eiwitten

Slide 27 - Quiz

Bloedsuikerspiegel = 
concentratie glucose in bloed

Wanneer is je bloedsuikerspiegel hoog?

Slide 28 - Diapositive

Bloedsuikerspiegel

Slide 29 - Diapositive

Bloedsuikerspiegel

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

1
2
3
4
5
6
7
8
9
Glazuur
Tandbeen
Tandvlees
Zenuw
Kroon
Kaak
Cement
Bloedvat
Wortel

Slide 32 - Question de remorquage

Wat doet de maag?

Slide 33 - Question ouverte

Waar wordt gal gemaakt?
A
Lever
B
Galblaas
C
Alvleesklier
D
Twaalfvingerige darm

Slide 34 - Quiz

Wat doen darmplooien?
A
De darm nog langer maken.
B
De darm laten krimpen zodat het in je buik past.
C
Voegen gal toe aan het eten.
D
Je eten vermalen.

Slide 35 - Quiz

Zet de verteringsorganen op juiste volgorde van boven naar beneden.
1
2
3
4
5
6
7
Endeldarm
Dunne darm
Twaalfvingerige darm
Mondholte
Dikke darm
Maag
Slokdarm

Slide 36 - Question de remorquage

Heb jij nog vragen over thema 4:
De spijsvertering?

Slide 37 - Question ouverte

Slide 38 - Lien