Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Toets Economie
Hoofdstuk 6
De overheid en ons inkomen
Slide 1 - Diapositive
Economische crisis
Economische groei
Recessie
Aanhoudende afname van de groei of zelf krimp van het bbp
Toename van de totale productiewaarde
Langere tijd daling van de groei, die onder het gemiddelde is.
Slide 2 - Question de remorquage
Als de economie groeit, ontvangt de overheid ........... btw
Ook geeft de overheid dan ......................... uit aan werkloosheidsuitkeringen
meer
minder
meer
minder
Slide 3 - Question de remorquage
Als de economie groeit, ontvangt de overheid ...... btw, want?
Slide 4 - Question ouverte
Ook geeft de overheid dan ....... uit aan werkloosheidsuitkeringen, want?
Slide 5 - Question ouverte
De overheid kan veel doen om de groei van de economie te stimuleren. Toch is het kabinet voorzichtig. 'We moeten ook letten op de gevolgen voor de rijksbegroting', zegt de minister. Leg met een voorbeeld uit dat een stimulerende maatregel een negatief gevolg kan hebben voor de rijksbegroting
Slide 6 - Question ouverte
1
2
3
4
Je krijgt een aanslag van de inkomstenbelasting
elke maand wordt loonheffing ingehouden op je loon
Je moet belasting bijbetalen of je krijgt belasting terug
Je doet voor de inkomstenbelasting aangifte van je inkomsten
Slide 7 - Question de remorquage
Volgorde
Zet bij de volgende slide de gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Yasin heeft een eigen huis. Voor de inkomstenbelasting heeft hij de volgende gegevens op een rij gezet. De WOZ-waarde van zijn woning bedraagt 240.000 euro. Over de hypothecaire lening van 210.000 euro betaalde hij het afgelopen jaar 3,5% aan rente. Aan aflossing van zijn hypotheek betaal hij 6930 euro. Bereken voor Yasin het inkomen uit eigen woning.
Slide 10 - Question ouverte
Noem een voorbeeld van een aftrekpost die niet te maken heeft met het hebben van een eigen woning
Slide 11 - Question ouverte
Emma woont in een huurhuis. Haar loon was 33.240 euro, daarnaast had ze inkomsten door het maken van mondkapjes voor een bedrag van 1065 euro. Wat was haar belastbaar inkomen voor 2020?
Slide 12 - Question ouverte
Max heeft een belastbaar inkomen van 86.000 euro. Hij denkt dat de inkomstenbelasting in box 1 hierover 44.720 euro is. Volgens Jordy is dit minder. Wie heeft gelijk? Leg je antwoord uit.
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
In het schijventarief wordt het belastingpercentage hoger naarmate het inkomen stijgt. Hoe noem je zo een belastingtarief met oplopende percentages?
Slide 15 - Question ouverte
Een politieke partij doet in de Tweede Kamer een voorstel om de algemene heffingskorting te verhogen. Welk gevolg heeft de verhoging voor de inkomensverhoudingen?
A
Dit zorgt voor nivellering van de inkomens
B
Dit zorgt voor denivellering van de inkomens
C
Dit verandert niets aan de verhoudingen tussen de inkomens
D
Jij verdient meer dan ik verdien
Slide 16 - Quiz
De tarieven voor inkomstenbelasting zijn in Nederland vrij hoog. Toch is de bevolking over het algemeen bereid dit te betalen omdat daarmee voorzieningen worden betaalt. Uit onderzoek blijkt dat als de tarieven te veel stijgen, de belastinginkomsten van de overheid zullen afnemen. Geef hiervoor een verklaring
Slide 17 - Question ouverte
Wat is het draagkrachtbeginsel?
Slide 18 - Question ouverte
Er zijn gesprekken over kilometerheffing voor automobilisten. Deze kilometerheffing gaat uit van
A
het belastingbeginsel
B
het draagkrachtbeginsel
C
het profijtbeginsel
D
het solidariteitsbeginsel
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
De Lorenzcurve, je ziet drie lijnen. Welke lijn hoort bij deze stelling? Iedereen heeft evenveel inkomen
Slide 21 - Question ouverte
De Lorenzcurve, je ziet drie lijnen. Welke lijn hoort bij deze stelling? Er zijn grote verschillen in inkomens
Slide 22 - Question ouverte
De Lorenzcurve, je ziet drie lijnen. Welke lijn hoort bij deze stelling? Er zijn kleine verschillen in inkomens
Slide 23 - Question ouverte
Directe belastingen
Collectieve goederen
Indirecte belastingen
Vennootschapsbelasting
Slide 24 - Question de remorquage
In 2016 bedraagt de Nederlandse staatsschuld 466.000 miljard euro. Dat is 66% van het bbp. Bereken het bbp in dat jaar.