Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

Vandaag:

Lezen
Presentatie
Afmaken les $6
Uitleg en maken les $2
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vandaag:

Lezen
Presentatie
Afmaken les $6
Uitleg en maken les $2

Slide 1 - Diapositive

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.


timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Formuleren
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

Je kunt opzoeken of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is;
Je kunt de woorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Opfrissen
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Verwijswoorden

Slide 5 - Diapositive



het-woorden 

dat, dit 
het --> dat + dit

Dichtbij: dit
Verder weg: dat
Let ook op hoe het klinkt!



De-woorden 
 
die, deze
de --> die + deze

Dichtbij: deze
Verder weg: die
Let ook op hoe het klinkt!
Onzijdig
Mannelijk/vrouwelijk

Slide 6 - Diapositive

Woordenboek
Hoe weet je of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?
Zoek het op in een woordenboek.

Slide 7 - Diapositive

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 8 - Quiz

De liefde ... hij haar gaf, was heel groot.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze

Slide 9 - Quiz

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 10 - Quiz

Mijn zonen zijn in deze oorlog gestorven, ... stomme oorlog.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze

Slide 11 - Quiz

In de volgende zin staat een fout. Herschrijf de zin.

Het meisje die daar staat, is de zus van mijn vriend.

Slide 12 - Question ouverte

De lepel _____ daar op de tafel ligt.
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 13 - Quiz

Het appartement ______ niet groot is.
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 14 - Quiz

Het boek _____ ik gisteren heb vergeten.
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 15 - Quiz

_____ printer hier werkt niet goed.
A
Deze
B
Dit
C
Die
D
Dat

Slide 16 - Quiz

_____ fornuis hier moet je uitzetten.
A
Deze
B
Dit
C
Die
D
Dat

Slide 17 - Quiz

Wil jij _____ raam dichtdoen?
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 18 - Quiz