arbeid en zwaarte/bewegingsenergie

arbeid en zwaarte/bewegingsenergie
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

arbeid en zwaarte/bewegingsenergie

Slide 1 - Diapositive

5.2 Kracht en Arbeid


Arbeid vertelt je hoeveel moeite je moet doen om een voorwerp te verplaatsen. 
Die "moeite" is een vorm van energie

De arbeid hangt af van:
  1. De massa (m) van het voorwerp wat verplaatst wordt
  2. De afstand (s) waarover een voorwerp verplaatst wordt

Slide 2 - Diapositive

Arbeid
Als je spullen naar boven sjouwt, kost dat.....
MEER/MINDER moeite als het zwaarder is
MEER/MINDER moeite als ik hoger moet

Slide 3 - Diapositive

Definitie arbeid
Arbeid (W) is in de natuurkunde een maat voor het werk dat gedaan wordt, of de inspanning die door een krachtbron geleverd wordt bij verplaatsing van een massa.

Je kunt arbeid zien als het omzetten van energie. Arbeid meten we dus in Joule (en in Nm)

Slide 4 - Diapositive

Formule arbeid
een beweging door een kracht over een bepaalde afstand


W= Arbeid (J of Nm)
F= Kracht (N)
s= afstand (m)
Note:     1J = 1 Nm


W=Fs

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld
Een auto rijdt 500 m. Tijdens het rijden oefent de motor een voortstuwende kracht van 1000 N uit. Bereken hoeveel arbeid de motor dan heeft geleverd.

F = 1000N    s= 500m 
W= Fxs
W= 1000N x 500m
W= 500000 J (Nm)
W= 500 kJ

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Hoeveel arbeid lever je als je een kist van 5 kg 2 meter optilt?

A
10 Nm
B
1000 Nm
C
980 Nm
D
98 Nm

Slide 9 - Quiz

Als je met een kracht iets verplaatst verricht je arbeid.

  Opm: arbeid werkt alleen in de richting van de kracht

Let op:

    bij stilstaan of constante snelheid geldt
de netto kracht is 0 N.

    
Fvoortstuwend = Fwrijving ( Fnetto = 0 N)

  Dus Wvoorwaarts = W tegenwerkend



Arbeid kleiner maken:


     Meer stroomlijn (kleinere Cw-waarde)



     Harde banden(wielen) op hard oppervlak
(rolweerstand)



     Oppervlakken smeren



Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive

5.3 Energie en sport

Mechanisch vermogen is
de arbeid die een sporter per seconde kan leveren.

Vergroten mechanisch vermogen door slimme technologieën

Sporters
verbruiken energie uit vetverbranding en koolhydraten. Eiwitten zorgen voor de spieraanmaak.

Oude eenheid:
de Calorie nogvaak gebruikt bij voedingsmiddelen

1 cal = 4,2 J



Slide 14 - Diapositive

vermogen en arbeid

Het nuttig vermogen (mechanisch
vermogen) is de hoeveelheid arbeid in 1 seconde ofwel:       P = W /t


Laat men bv. een  elektromotor iets ophijsen, dan mag je

voor W
ook F x s invullen en krijg je:  P = (F x s) / t







waarbij F gelijk is aan de
zwaartekracht van het blok.






Heb je nu de snelheid gegeven
waarmee iets omhoog wordt gehesen dan kun je ook schrijven:  P = F x v (want v = s/t)









Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

praktische toets
je krijgt een praktische toets als so cijfer: bestudeer hiervoor blz 285 (havo) en 319 (vwo).

Slide 18 - Diapositive

5.4 Zwaarte-energie
Iets wat een hoogte heeft kan vallen.
Anders gezegd het heeft zwaarte-energie.
Deze energie kan je gebruiken om elektrische energie mee op te wekken.

Slide 19 - Diapositive

Zwaarte-energie


De zwaarte-energie van een voorwerp op een bepaalde hoogte is gelijk aan de zwaartekracht op dat voorwerp x de hoogte.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Zwaarte energie
Ez=mgh
Ez = Zwaarte energie (J)
m = Massa (kg)
h = hoogte (m)
g = 9,8 m/s2

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Bewegingsenergie
Wanneer het water in het stuwmeer naar beneden valt krijgt het water bewegingsenergie (=kinetische energie), vlak boven de gron dis de bewegingsenergie gelijk aan de zwaarte-energie.

De hoeveelheid bewegingsenergie hangt af van de massa en van de snelheid van het water.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Hoeveel zwaarte energie krijgt een appel van 102 gram wanneer je hem 1,00 meter optilt?

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Lien