B3a fictie les 3

Nick is:
A
een jongen die veel spijbelt
B
een persoon zonder huis
C
een laborant
D
een onderzoeker
1 / 13
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nick is:
A
een jongen die veel spijbelt
B
een persoon zonder huis
C
een laborant
D
een onderzoeker

Slide 1 - Quiz

Shifra is:
A
een vrouwelijke docent
B
een journalist
C
iemand die in het laboratorium werkt

Slide 2 - Quiz

Wie is Maarten Nieuwland?

Slide 3 - Question ouverte

Leerdoelen:
- Een fictiefragment kunnen lezen en verwerken.
- Je in kunnen leven in een rol of personage.
- Verwachtingen over handelen personages kunnen 
   verwoorden.
- Plaats en handeling in een fictiefragment kunnen benoemen.

Slide 4 - Diapositive

scherm delen

Slide 5 - Diapositive

Overschakelen naar:
PLOT26, Fictie 3, les 3

Slide 6 - Diapositive

Groepjes
Vijf groepjes voor: Robin, Shifra, Lucas, Annabel en Freek.

1. Elisa, Kim, Justin: 
2. Damian, Niek, Roy:
3. Jildou, Britt:
4. Ciska, Thijs, Youri:
5. Amber, Elvi:

Slide 7 - Diapositive

Tot 10.30u de tijd om:
Opdracht 1, per groepje
a.
Wat het meest logische is dat jullie personage hierna gaat doen.
b.
Wat juist heel onverwacht is dat jullie personage hierna gaat doen.

Als je het handig vindt, kun je je formulier WWWW gebruiken.

Slide 8 - Diapositive

Pitchen:
Per groepje worden de twee ideeën gepitcht (kort en krachtig), dit kan door te vertellen wat je opgeschreven hebt/een PowerPoint te delen en erbij te vertellen.

maximaal 3 minuten per groepje

Slide 9 - Diapositive

Welke actie(s) vind je echt heel gaaf bedacht?

Slide 10 - Question ouverte

Welke actie(s) vind je heel logisch?

Slide 11 - Question ouverte

Welke personages zullen elkaar tegenkomen?

Slide 12 - Question ouverte

Huiswerk


Alle vragen uit les 1, 2 en 3 zijn helemaal ingevuld. Ook de moeilijke woorden vul je na elke les in (minimaal 3 woorden met betekenis elke keer). 
Les 4: je leest het fragment ‘10:09 uur’ t/m ‘11:04 uur’ 

Slide 13 - Diapositive