Woordraadstrategie: een tegenstelling zoeken

Woordenschat H4
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat H4

Slide 1 - Diapositive

Wat is een woordraadstrategie?
A
woordenboek opzoeken
B
synoniem zoeken in de tekst
C
teruglezen
D
op google zoeken

Slide 2 - Quiz

Wat is een woordraadstrategie?
A
Een manier om de betekenis van een moeilijk woord te achterhalen.
B
Een manier om moeilijke woorden in een tekst te vinden.

Slide 3 - Quiz

Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
vooruit lezen
D
voorbeelden zoeken

Slide 4 - Quiz

Tegenstellingen 
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. Bijvoorbeeld:
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.

Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.

Slide 5 - Diapositive

Tegenstelling
Zoek je een tegenstelling van een onbekend woord? Let dan op deze signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.
 
Aan deze woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de zin staat.
  1. Ik vind het leuk dat we weer naar school mogen. Ik heb echter geen zin om weer naar school te fietsen.
  2. Ik vind spruitjes nu echt heel lekker, hoewel ik dat vroeger niet lustte.

Slide 6 - Diapositive

Tegenstelling
Twee woorden die precies het omgekeerde betekenen.

Slide 7 - Diapositive

Groot
Klein

Slide 8 - Diapositive

Dik
Dun

Slide 9 - Diapositive

Snel
Langzaam

Slide 10 - Diapositive

Vies
Lekker

Slide 11 - Diapositive

Wat is het tegenoverstelde van nep?
A
Echt
B
Raar
C
Lelijk
D
Vals

Slide 12 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van
op tijd?

Slide 13 - Question ouverte

Opdracht! Schrijf zo veel mogelijk tegenstellingen op in één minuut.
timer
1:00

Slide 14 - Question ouverte

Noem nog een signaalwoord voor
TEGENSTELLING
- maar - in tegenstelling tot - ...

Slide 15 - Question ouverte


Wat is geen tegenstelling?
A
Prachtig - Fantastisch
B
Dik - Dun
C
Mooi - Lelijk
D
Vroeg - Laat

Slide 16 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Warm en heet
B
Warm en koud
C
Politie en agent

Slide 17 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Politie en boef
B
Wiskunde en aardrijkskunde
C
Juf en docent

Slide 18 - Quiz

Wat is geen tegenstellend signaalwoord?
A
maar
B
toch
C
immers
D
echter

Slide 19 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Langzaam en snel
B
Lief en schattig
C
Mooi en meisje

Slide 20 - Quiz

Wat is de tegenstelling van duur?
A
klein
B
goedkoop
C
duurder
D
rijk

Slide 21 - Quiz


Wat is geen tegenstelling?
A
Mooi - Prachtig
B
Dik - Vet
C
Mooi - Lelijk
D
Fiets - mountainbike

Slide 22 - Quiz


Wat is geen tegenstelling?
A
Traag - Langzaam
B
Boven - Onder
C
Laag - Hoog
D
Gevaarlijk - Veilig

Slide 23 - Quiz

Wat is de tegenstelling van rijk?
A
arm
B
lang
C
binnen
D
duur

Slide 24 - Quiz

In tegenstelling tot de andere mensapen leven orang-oetans alleen. In tegenstelling tot = ?
A
Ervoor willen zorgen dat iets goed gaat
B
Gezegd dat het waar is
C
De redenen die iemand geeft
D
Anders dan

Slide 25 - Quiz

Tegenstellend
A
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
B
Als ik naar school ga moet ik eerst met de metro naar Zuid, dan met de bus naar Hoofddorp en dan nog een stukje fietsen.
C
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
D
Mijn moeder maakt graag Italiaanse gerechten zoals pasta en pizza.

Slide 26 - Quiz

Opdracht
Zoek op het internet een nieuwsbericht. Gebruik hiervoor het AD, de Telegraaf of het Parool. Zoek in dat nieuwsbericht naar tegenstellingen in de tekst. Schrijf de naam van de tekst en de tegenstellingen op in je schrift.

Slide 27 - Diapositive

Noem nog 10 tegenstellingen

Slide 28 - Carte mentale

Wat is een tegenstelling?

Slide 29 - Question ouverte

Waarom heb je een tegenstelling nodig bij woordenschat?

Slide 30 - Question ouverte

Welke woordraadstrategieën zijn er nog meer?

Slide 31 - Question ouverte