thema 4 sporten B5 je uithoudingsvermogen

Thema 4 sporten B5 uithoudingsvermogen 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 4 sporten B5 uithoudingsvermogen 

Slide 1 - Diapositive

Hoe is jou uithoudingsvermogen

Slide 2 - Carte mentale

Wat leer je allemaal 
  • Je kunt beschrijven welke veranderingen in je lichaam plaatsvinden bij lichamelijke inspanning. Je kunt ook aangeven wat een goed uithoudingsvermogen is.
  • Je kunt de verbranding in het lichaam beschrijven. 
  • Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel noemen.
  • Je kunt aangeven op welke manieren het ademvolume bepaald kan worden. 

Slide 3 - Diapositive

Uithoudingsvermogen
Als je gaat sporten, heb je uithoudingsvermogen nodig.
Daarmee kun je lichamelijke (of geestelijke) inspanning volhouden. 
Je kunt je uithoudingvermogen trainen, instandhouden en verbeteren.

Met je longen neem je zuurstof op uit de lucht. 
Deze zuurstof is nodig voor de verbranding in je cellen. 
Via de bloedvaten wordt deze zuurstof naar de cellen vervoerd. 
Daar wordt met behulp van zuurstof je voedsel (energie) verbrand.

Slide 4 - Diapositive

Verbranding in de cellen
In alle cellen van ons lichaam vindt verbranding plaats. 
Voor verbranding in de cellen is zuurstof en brandstof nodig.  Glucose is de brandstof.  Zuurstof adem je in.

Bij verbranding komen de verbrandingsproducten water,  koolstofdioxide en energie vrij. Energie in de vorm van warmte en beweging. 

Noteer in je schrift:
Het reactieschema:
glucose + zuurstof  --> koolstofdioxide + water + energie

Slide 5 - Diapositive

Inspaning 
en verbranding
Bij inspanning kun je waarnemen:
- snellere ademhaling
- aantal hartslagen per minuut neemt toe
- de huid wordt rood
- er ontstaat zweet op de huid

Bovenstaande komt doordat je bij inspanning energie verbruikt. Als brandstof (glucose) verbrand wordt, komt er energie vrij.  Glucose krijg je binnen door te eten en te drinken. Het wordt in de darmen door je bloed opgenomen. 


De verbrandingsproducten zijn: 
Koolstofdioxide: Dit gas ademen wij uit
Water: Verlaat het lichaam via: . zweten, plassen / poepen 
             (uitscheiden) en uitademen

Er komt ook energie vrij: Die gebruik je voor
bewegen, je lichaamstemperatuur constant houden.

 Energie heb je altijd nodig, zelfs als je slaapt of als je denkt. 
Voor beweging heb je energie nodig

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Verbranding in elke lichaamscel

De energie die bij de verbranding in elke cel vrijkomt, gebruikt je lichaam 
om te bewegen en om op de juiste temperatuur te blijven. 

Hoe de opname van zuurstof plaatsvindt zie je in de volgende filmpjes.

Let op: Je kent het reactieschema van verbranding, je kunt het opschrijven.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Gaswisseling is
de uitwisselen van gassen
Om de longblaasjes liggen hele dunne bloedvaatjes, de longhaarvaten. Zuurstof adem je in.
Als de zuurstof in de longblaasjes aankomt, wordt het in de longhaarvaten opgenomen. Koolstofdioxide gaat vanuit de longhaarvaten terug naar de longblaasjes en adem je uit.
       In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats.
     Het is uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide.

Cellen: 
Het bloed vervoert zuurstof naar alle cellen vervoerd. 
Het bloed vervoert CO2  vanaf de cellen weg.

Slide 12 - Diapositive

Wat zit er in lucht? Leren!

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Je gaat jouw
Vitale capaciteit meten
Je kunt over deze theorie een verhaal vertellen waaruit blijkt dat je het snapt.

Slide 15 - Diapositive

Lucht in je longen

Ademvolume:
De hoeveelheid lucht die iemand in- en uit ademt 
bij een rustige ademhaling (ong. 0,5 liter). 

Extra inademing: 2,5 liter extra t.o.v. de normale inademing.
Extra uitademing: 1,5 liter extra t.o.v. de normaal uitgeademing.

Vitale capaciteit: 
De hoeveelheid die iemand MAXIMAAL in- en uit ademt (bij een hele diepe ademhaling). (ong. 4,5 liter)

Restvolume:  (Er zit altijd lucht in je longen)
De lucht die achterblijft in je longen nadat je maximaal 
hebt uitgeademd. In totaal is dit ongeveer 1,5 liter.

Longvolume = Totale longcapaciteit
Dit is de Vitale capaciteit (te meten) + Restvolume

Slide 16 - Diapositive

Waar gaat de zuurstof het bloed in?
A
vanuit de dunne darm
B
vanuit de longblaasjes
C
vanuit de alvleesklier
D
vanuit de maag

Slide 17 - Quiz

Hoe vaak halen baby's per minuut adem
A
20-25 keer
B
30-40 keer
C
40-60 keer
D
14-18 keer

Slide 18 - Quiz


Vanuit een longblaasje gaat (1) naar een longhaarvat
Vanuit een longhaarvat gaat (2) naar een longblaasje

A
1: zuurstof 2: glucose
B
1: koolstofdioxide 2: glucose
C
1: koolstofdioxide 2: zuurstof
D
1: zuurstof 2: koolstofdioxide

Slide 19 - Quiz

1. Het ademvolume is de hoeveelheid lucht die iemand
bij een (1) ademhaling in- en uitademt

2. Water verlaat als verbrandingsproduct het lichaam door: ……..
A
1: rustige 2: plassen
B
1: diepe 2: zweten
C
1: rustige 2: uitademen
D
1: diepe 2: zweten

Slide 20 - Quiz

1: De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht
die (1) per ademhaling kan worden in – of uitgeademd

2. Je vitale capaciteit is (2) dan je longvolume

A
1: maximaal 2: groter
B
1: minimaal 2: groter
C
1: maximaal 2: kleiner
D
1: minimaal 2: kleiner

Slide 21 - Quiz

Wat verstaan we onder ademhalen??
A
reinigen van de lucht die je inademt
B
slechte lucht inademen
C
afvalstoffen van de lucht scheiden
D
afwisselend in- en uitademen

Slide 22 - Quiz

wat het je geleerd

Slide 23 - Carte mentale