6.1 Temperatuur en 6.2 Luchtdruk

6.1 Temperatuur en 6.2 Luchtdruk
extra oefenen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

6.1 Temperatuur en 6.2 Luchtdruk
extra oefenen

Slide 1 - Diapositive

Waarom is een onweerswolk geladen?
A
regendruppels en ijskristallen bewegen langs elkaar
B
Omdat er elektriciteit in loopt
C
Omdat de wolken tegen elkaar aan botsen
D
Omdat de warme en koude lucht langs elkaar bewegen

Slide 2 - Quiz

Waarom klinkt er na een flits een donder?
A
Omdat de grond natrilt na de flits en het geluid dat vrijkomt is de donder
B
Omdat de lucht om de flits uit gaat zetten doordat het warm wordt

Slide 3 - Quiz

Voorwerpen die op dezelfde manier geladen zijn die .....
A
Stoten elkaar af
B
Trekken elkaar aan
C
Doen niks

Slide 4 - Quiz

Bij welke luchtdruk hebben we vaak te maken met bewolking en neerslag?
A
Hoge luchtdruk
B
Lage luchtdruk
C
Dat maakt niet uit

Slide 5 - Quiz

Als er op één dag 12,5 mm regen valt, hoeveel liter is dat dan per vierkante meter?
A
0,125 L
B
12,5 L
C
1,25 L
D
125L

Slide 6 - Quiz

Regen ontstaat doordat:
A
Er zeewater uit de zee verdwijnt.
B
De lucht kouder wordt.
C
Waterdruppels in een wolk te groot worden.

Slide 7 - Quiz

Bij welke luchtdruk hebben we vaak te maken met bewolking en neerslag?
A
Hoge luchtdruk
B
Lage luchtdruk
C
Dat maakt niet uit

Slide 8 - Quiz

Indeling les
opstarten
quiz om te kijken wat je al weet
werken aan opdrachten
afsluiting

Slide 9 - Diapositive

hoe werkt een vloeistofthermometer?
A
vloeistof krimpt als temperatuur hoger wordt
B
vloeistof zet uit als temperatuur hoger wordt
C
vloeistof zet uit als temperatuur lager wordt

Slide 10 - Quiz

Bij welke twee temperaturen (in graden Celsius) kun je zelf een thermometer ijken?
A
0 en 95
B
15 en 95
C
-10 en 100
D
0 en 100

Slide 11 - Quiz

0 Kelvin is gelijk aan
A
273 graden Celsius
B
272 graden Celsius
C
-273 graden Celsius
D
-272 graden Celsius

Slide 12 - Quiz

hoe werkt een bimetaal-thermometer?
A
met een NTC
B
Met een vloeistof
C
met een strip met twee metalen
D
elektrisch

Slide 13 - Quiz

Wat klopt?
A
als er meer IR-straling wordt uitgezonden heeft het voorwerp een hogere temperatuur
B
als er minder IR-straling wordt uitgezonden heeft het voorwerp een hogere temperatuur
C
als er meer IR-straling wordt uitgezonden heeft het voorwerp een lagere temperatuur
D
als er minder IR-straling wordt uitgezonden heeft het voorwerp een lagere temperatuur

Slide 14 - Quiz

Hoeveel hectoPascal is 100 Pascal?
A
10 hPa
B
100 hPa
C
0.01 hPa
D
1 hPa

Slide 15 - Quiz

Wat is luchtdruk?
A
De druk die lucht in de atmosfeer uitoefent op 1 vierkante meter.
B
De kracht die lucht in de atmosfeer uitoefent op 1 vierkante meter.

Slide 16 - Quiz

Waarmee kan luchtdruk gemeten worden?

Slide 17 - Question ouverte

Wanneer is er sprake van lage luchtdruk?
A
als koude lucht opstijgt
B
als warme lucht opstijgt

Slide 18 - Quiz

Wanneer is er sprake van hoge luchtdruk?
A
als warmte neer komt
B
als warmte opstijgt

Slide 19 - Quiz

Waarmee worden luchtdrukverschillen aangegeven op een weerkaart?

Slide 20 - Question ouverte

Waar komen lage drukgebieden vaak vandaan?
A
vanaf zee
B
vanuit het oosten
C
vanuit het noorden
D
vanuit het zuiden

Slide 21 - Quiz

Waar komen hoge drukgebieden vaak vandaan?
A
vanaf zee
B
vanuit het oosten
C
vanuit het noorden
D
vanuit het zuiden

Slide 22 - Quiz

Rest van de les:
Afmaken weektaak:
par. 1: temperatuur
par. 2:Luchtdruk

Slide 23 - Diapositive