2AT: Ontleden en naamvallen

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Satzanalyse / naamvallen

Neue Grammatik! 

Heute lernen wir:

• zinnen ontleden (zinsdelen benoemen);
• Je weet wat er wordt bedoeld met de 1e en 4e naamval;
• Je kunt het schema van der-Gruppe en de ein-Gruppe in het Duits in de 1e en 4e naamval gebruiken (blz. 132/133)

Welke lidwoorden ken je in het Duits?

Duitse lidwoorden

Lektion 5,  de der-Gruppe (Seite 132)

Lektion 5, de ein-Gruppe + bezittelijk voornaamwoord, Seite 133

Ontleden: HIJ/HEM-test 

1e naamval    =   onderwerp van de zin (zinsdeel vervangen door HIJ)

4e naamval   =   lijdend voorwerp van de zin (zinsdeel vervangen door HEM)

Ich habe meinen Großvater im Krankenhaus besucht.  

Welk zinsdeel kan je door HIJ vervangen en is dus onderwerp (1e naamval)?

Welk zinsdeel kan je door HEM vervangen en is dus lijdend voorwerp (4e naamval)? 

Voorkennis: Nederlands
Ontleden
Het ONDERWERP vind je door:

1. de zin vragend te maken
2. de zin in de verleden tijd te zetten
3. wie/wat + gezegde?
4. wie/wat+gezegde+ lijdend voorwerp?

Voorkennis: Nederlands
Ontleden
Het ONDERWERP vind je door:

1. de zin vragend te maken
2. de zin in de verleden tijd te zetten
3. wie/wat + gezegde?
4. wie/wat+gezegde+ lijdend voorwerp?

Voorkennis Nederlands
Ontleden
Het lijdend voorwerp vind je door:

1. de zin vragend maken
2. wie / wat + persoonsvorm?
3. wie / wat + onderwerp + gezegde?
4. aan wie / voor wie?

Ich habe den Lehrer am Mittwoch in der Stadt gesehen.
den Lehrer is...

1. het onderwerp
2. het lijdend voorwerp
3. het meewerkend voorwerp
4. het gezegde

Wat is het onderwerp in deze zin?
Mein Bruder hat ein neues Auto gekauft.

Samenvattend: Satzanalyse = zinsdelen herkennen

1e naamval = onderwerp

Zinsdeel vervangen door HIJ

Of vragen wie/wat + gezegde?

4e naamval = lijdend voorwerp 

Zinsdeel vervangen door HEM 

Of vragen wat + gezegde + onderwerp?

Ik kan het onderwerp en lijdend voorwerp in de zin vinden en weet daardoor in welke naamval het zinsdeel staat?

😒🙁😐🙂😃

Stufenplan bij schema A en B

Even oefenen: Gebruik het Stufenplan en schema A of B (blz. 132/133) en vul in...

D.. Opa (m) spielt jeden Dienstag Tennis.

1. der
2. das
3. die
4. den

Mein__ Opa (m) spielt jeden Dienstag Tennis.

1. mein
2. meine
3. meinen

Mein.. Schule (v) hat ein.. großen Sportplatz (m)

1. meine, einen
2. meinen, einen
3. mein, einen
4. meine, ein

Vul nu zelf in:
(alle) ___ Schüler (mv) aus Klasse 2AT1 und 2AT2 haben letzte Woche (ein) ___ Austausch (m) gehabt.

Het verschil tussen de DER-Gruppe en EIN-Gruppe begrijp ik en ik kan schema A en B toepassen

😒🙁😐🙂😃

Und jetzt:

üben, üben, üben....