3 vmbo-b thema 5.5 Ecologie: Aanpassingen bij planten deel 1

Thema 5 Ecologie
5.5 Aanpassingen bij planten deel 1
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 Ecologie
5.5 Aanpassingen bij planten deel 1

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen?
herhalen 5.4: Aanpassingen bij dieren
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 5.5 Aanpassingen bij planten
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Diapositive

Is dit dier een zoolganger, een teenganger of een topganger?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Hoefganger

Slide 3 - Quiz

Is de giraffe een zoolganger, een teenganger of een hoefganger?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Hoefganger

Slide 4 - Quiz

Welk nadeel heb je als zoolganger?
A
de hele zool wordt gebruikt bij het lopen
B
je zakt makkelijk weg in de bodem
C
je bent niet zo snel
D
je hebt geen knie

Slide 5 - Quiz

De egel uit de afbeelding is een zoolganger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Is een mens een zoolganger, teenganger of topganger?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 7 - Quiz

Hoe ademen vissen?
A
door longen
B
door kieuwen

Slide 8 - Quiz

Wat is een gestroomlijnd lichaam?
A
waslaagje die het lichaam bedekt
B
verandering van kleur in het lichaam
C
dit zijn de vinnen van een waterdier
D
wanneer kop, lijf en staart in elkaar overlopen.

Slide 9 - Quiz

In de afbeelding zie je de poot van een vogel.
Van welk type vogel is dit een poot?
A
Van een loopvogel
B
Van een roofvogel
C
Van een steltloper
D
Van een watervogel

Slide 10 - Quiz

In de afbeelding is de poot van een vogel getekend.
Van wat voor vogel kan de poot zijn?
A
Van een loopvogel
B
Van een roofvogel
C
Van een zangvogel

Slide 11 - Quiz

welke soort snavel
heeft deze vogel?
A
haaksnavel
B
zeefsnavel
C
priemsnavel
D
pincetsnavel

Slide 12 - Quiz

Hoe heet deze snavel en wat eet deze vogel?
A
priemsnavel, vogel eet bodemdiertjes
B
pincetsnavel, vogel eet insecten
C
kegelsnavel, vogel eet zaden

Slide 13 - Quiz

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe planten zijn aangepast aan het water.

Slide 14 - Diapositive

Inleiding
Planten zijn aangepast aan hun omgeving.

Zo kunnen planten ook in extremere milieus leven, zoals een woestijn of een regenwoud.
Maar ook in en op het water leven planten.

Slide 15 - Diapositive

Planten die in een vochtige omgeving leven, hebben grote, dunne bladeren.

De bladeren zijn bedekt met een dun waslaagje. Dit waslaagje is een waterdichte, vetachtige stof die op het blad ligt.

Slide 16 - Diapositive

Deze planten hebben een klein wortelstelsel.

Dat komt doordat zij altijd genoeg water hebben in hun omgeving om met hun wortels op te nemen.

Slide 17 - Diapositive

In de afbeelding links zie je waterlelies. Waterlelies groeien in water van maximaal 4 meter diep.

De wortels zitten vast in de bodem en de bladeren drijven op het water.
Met het wortelstelsel nemen ze voedingsstoffen op die ze nodig hebben voor de groei.

Slide 18 - Diapositive

5.5 Aanpassingen bij planten
Planten die in een droge omgeving leven, hebben kleine, dikke bladeren.

Deze planten hebben een groot wortelstelsel om snel water op te kunnen nemen.

Slide 19 - Diapositive

5.5 Aanpassingen bij planten
In een droge omgeving kan een plant gemakkelijk uitdrogen.

Planten die in een droge omgeving groeien, hebben daarom aanpassingen:
- bladeren met een klein oppervlak
- een dik waslaagje
- behaarde bladeren en stengel

Slide 20 - Diapositive

5.5 Aanpassingen bij dieren
Het kleine oppervlak van het blad en het waslaagje gaan verdamping van water tegen.

Soms zijn de stengels en de bladeren behaard. De wind neemt de waterdamp dan minder snel mee, waardoor de plant minder snel uitdroogt.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

5.5 Aanpassingen bij planten
In de woestijn is het erg droog. Dat komt doordat het er soms maanden niet regent. Als het dan wel een keer regent, moeten de planten zoveel mogelijk water kunnen opnemen.

Daarom hebben sommige cactussen een wortelstelsel dat heel breed onder de grond groeit. Hierdoor kunnen ze al het water opnemen dat in hun omgeving valt.

Slide 23 - Diapositive

Andere cactussen hebben juist hele lange wortels, tot diep in de bodem. Zij kunnen bij het water diep in de grond komen.

Al het water dat zij opnemen, kunnen zij opslaan in hun stengel.

Slide 24 - Diapositive

De stekels van de cactussen zijn hun bladeren

De stekels zorgen voor een beetje schaduw op de plant en ze houden een laagje met lucht vast.
Daardoor verdampt er minder water.

Slide 25 - Diapositive

Vetplanten slaan het water op in hun kleine, dikke bladeren.

Slide 26 - Diapositive

5.5 Aanpassingen bij planten
Ook planten die in een koude omgeving leven, zijn aangepast aan droge omstandigheden.

In de winter is het water in de grond bevroren en kunnen ze minder water opnemen.

Slide 27 - Diapositive

Daarom laten loofbomen in de herfst hun bladeren vallen en hebben naaldbomen naaldvormige bladeren met een dikke waslaag.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Diapositive

VRAGEN??

Slide 31 - Diapositive

zelf aan de slag
5.5 Aanpassingen bij planten: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 5 maken
(vanaf blz. 127)

Slide 32 - Diapositive

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe planten zijn aangepast aan het water.

Slide 33 - Diapositive