5.5 Aanpassingen bij planten

5.5 Aanpassingen bij planten
Thema 5 Ecologie
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5.5 Aanpassingen bij planten
Thema 5 Ecologie

Slide 1 - Diapositive

Wat weten we al?

Slide 2 - Diapositive

Waarom is een gestroomlijnd lichaam belangrijk voor waterdieren?
A
Om voedsel te kunnen vinden
B
Om op te vallen in het water
C
Om goed te kunnen rusten
D
Om zich goed te kunnen voortbewegen

Slide 3 - Quiz

Waarom hebben veel landdieren stevige poten en een zwaarder skelet?
A
Om sneller te kunnen vliegen.
B
Om beter te kunnen graven.
C
Om gemakkelijker te zwemmen in water.
D
Om hun lichaam te dragen op het land.

Slide 4 - Quiz

Welke type landzoogdier loopt op de toppen van hun tenen?
A
Zoolgangers
B
Klauwgangers
C
Hoefgangers
D
Teengangers

Slide 5 - Quiz

Welke vogels leven in bomen en struiken en moeten zich vastklemmen?
A
Zangvogels
B
Steltlopers
C
Watervogels
D
Roofvogels

Slide 6 - Quiz

Welke snavel is het beste om insecten uit schuilplaatsen te halen?
A
Priemsnavel
B
Haaksnavel
C
Pincetsnavel
D
Kegelsnavel

Slide 7 - Quiz

Begrippen 5.4
  • Gestroomlijnd
  • Haaksnavel
  • Hoefgangers
  • Kegelsnavel
  • Pincetsnavel
  • Priemsnavel
  • Teengangers
  • Zeefsnavel
  • Zoolgangers

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen 5.5
  • Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan het water.
  • Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast aan het licht.

Slide 9 - Diapositive

Aanpassingen aan een vochtige omgeving
  • Planten in een vochtige omgeving hebben grote, dunne bladeren.
  • Deze zijn bedekt met een dun waslaagje.
  • Dit waslaagje is een waterdichte, vetachtige stof die op het blad ligt.
  • Deze planten hebben een klein wortelstelsel, omdat ze genoeg water in hun omgeving hebben om op te nemen.

Slide 10 - Diapositive

Wat voor soort bladeren hebben planten in een vochtige omgeving?
A
Lange, smalle bladeren
B
Grote, dunne bladeren
C
Harige bladeren
D
Kleine, dikke bladeren

Slide 11 - Quiz

Bladeren in een droge omgeving
Planten in een droge omgeven hebben kleine, dikke bladeren, daarnaast hebben ze een groot wortelstelsel om snel water op te nemen.
Om uitdroging tegen te gaan hebben planten in een droge omgeving, de volgende aanpassingen aan hun bladeren:
  • Een klein oppervlak
  • Een dik waslaagje (een waterdichte, vetachtige stof)
  • Beharing
Al deze aanpassingen gaan verdamping van water tegen.

Slide 12 - Diapositive

Wat is het doel van het dikke waslaagje op de bladeren van planten in een droge omgeving?
A
Snelle groei bevorderen
B
Verdamping van water tegengaan
C
Zuurstof opnemen
D
Bescherming tegen dieren

Slide 13 - Quiz

Water opslaan en opnemen
In een woestijn regent het soms maanden niet. Daarom moeten planten in de woestijn water opslaan:
  • Vetplanten slaan water op in kleine dikke bladeren.
  • Cactussen slaan het water op in de stengel.
Sommige cactussen hebben een breed uitgegroeid wortelstelsel. Daardoor kunnen ze heel snel heel veel water opnemen als het een keer regent.
Andere cactussen hebben heel lange wortels die diep in de bodem gaan en bij diepere waterlagen komen.

Slide 14 - Diapositive

Waar slaan cactussen water op in de woestijn?
A
Met een breed wortelstelsel
B
In kleine dikke bladeren
C
In de stengel
D
In diepe waterlagen

Slide 15 - Quiz

Bomen in de winter
  • In de winter is het water in de grond bevroren of regent het lange tijd niet.
  • De bomen kunnen dan minder water opnemen.
  • Loofbomen laten daarom in de herfst hun bladeren vallen.
  • Naaldbomen hebben naaldvormige bladeren met een dikke waslaag. Daaruit verdampt weinig water, zij verliezen hun bladeren in de winter niet.

Slide 16 - Diapositive

Aanpassingen aan het licht
  • Planten die het best groeien bij veel licht zijn zonplanten.
  • Deze komen vooral voor op plekken waar geen schaduw is, bijvoorbeeld een open veld.
  • Schaduwplanten groeien het best bij weinig licht. 
  • Deze komen op plekken voor waar veel schaduw is, bijvoorbeeld in een bos.
  • Schaduwplanten hebben vaak grote, dunne bladeren. Daarmee kunnen ze veel licht opvangen.

Slide 17 - Diapositive

Welk type planten groeit het best in een bos?
A
Woestijnplanten
B
Waterplanten
C
Schaduwplanten
D
Zonplanten

Slide 18 - Quiz

Klimplanten
  • Klimplanten houden zich met hechtwortels vast aan muren en andere planten, hieruit kunnen ze ook voedingstoffen opnemen.
  • Klimplanten groeien snel. Hoe hoger ze komen, hoe meer licht ze kunnen opvangen.
  • Sommige klimplanten hebben geen hechtwortels, maar houden zich vast met ranken.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Hoe houden klimplanten zich vast aan muren en andere planten?
A
Met ondergrondse wortels
B
Met hechtwortels
C
Met bloemen
D
Met bladeren

Slide 21 - Quiz

Begrippen 5.5
  • Schaduwplant
  • Zonplant

Slide 22 - Diapositive

Ik kan nu
  • Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan het water.
  • Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast aan het licht.

Slide 23 - Diapositive

Aan het werk!
Maken opdrachten 5.5 : 1 t/m 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 5.5
Veel goed? -> Maken 8+ online extra 5.5

 

timer
25:00

Slide 24 - Diapositive