spreektaal - familie en vrienden 2
1 / 26
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Welke woorden horen bij familie en vrienden?
Slide 3 - Carte mentale
Slide 4 - Diapositive
Welke woorden horen bij 'feest'?
Slide 5 - Carte mentale
Slide 6 - Diapositive
Wie geeft het feest?
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
Wanneer is het feest?
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Hoe laat begint het feest?
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Waarom kan René niet komen?
A
Hij moet naar school.
B
Hij heeft een afspraak.
C
Hij moet werken.
D
Hij is ziek.
Slide 13 - Quiz
Met Naomi Willems.
Hoi Naomi, ...................René.
Hoi. Hoe gaat het?
............................ Bedankt voor je uitnodiging.
Zullen we een andere keer afspreken?
Ja, dat is goed. Veel ........ op je feest.
plezier
met
Goed
Slide 14 - Question de remorquage
Slide 15 - Diapositive
1. Hoeveel woorden hoor je?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 16 - Quiz
2. Hoeveel woorden hoor je?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 17 - Quiz
3. Hoeveel woorden hoor je?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 18 - Quiz
4. Hoeveel woorden hoor je?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 19 - Quiz
5. Hoeveel woorden hoor je?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Wanneer ben je jarig?
Slide 23 - Question ouverte
Wat zeggen mensen bij een verjaardag?
Slide 24 - Question ouverte
Kom je op mijn feest?
