11.1 en 11.2 Intern milieu en de lever

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.1 en 11.2
Regeling intern milieu
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.1 en 11.2
Regeling intern milieu

Slide 1 - Diapositive

Doel 11.1
Je leert hoe regelkringen je interne milieu binnen grenzen houden: homeostase.



Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Aan de hand van de temperatuurregeling het principe herkennen hoe je lichaam bepaalde waarden in je lichaam constant houdt.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Temperatuurregulatie
Hoe wordt de temperatuur in jullie huis constant gehouden?
Welke apparaten zijn betrokken, welke functie hebben die apparaten?

maak een tekening in je schrift
welke onderdelen heb je nodig?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

20°C
Thermostaat
Thermometer
Ketel
Radiatoren

Slide 7 - Diapositive

Regelkring
Negatieve terugkoppeling
Dynamisch evenwicht

Slide 8 - Diapositive

Lichaamstemperatuur kern
Norm: 37°C
Regelcentrum: Hypothalamus
Receptor: Hypothalamus
Effector: Kringspieren in de bloedvaten/ zweetklieren/ stofwisseling/ spieren
Effect: verhoging/ verlaging warmteverlies

Slide 9 - Diapositive

Te koud/ te warm
Bij onderkoeling: enzymen werken trager, afweersysteem werkt niet meer goed, vitale organen raken verstoord.
Bij oververhitting: uitdroging, flauwvallen, nierschade.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Koorts
Reactie van je lichaam op een infectie.
Bij een infectie produreren witte bloedcellen cytokine (soort waarschuwingsstofje).
Cytokine beïnvloedt de hypothalamus -> de normtemperatuur wordt verhoogd. 
Bij een hogere temperatuur is er een hogere productie van afweerstoffen/ antistoffen.

Slide 12 - Diapositive

Homeostase
Dit gebeurt voor veel aspecten (temperatuur, hormoonspiegels, bloedsuikerspiegel, bloeddruk, etc) door middel van een regelkring met negatieve terugkoppeling.

Slide 13 - Diapositive

Homeostase
Ons lichaam houdt het interne milieu (bloed en weefselvloeistof) zoveel mogelijk stabiel door stoffen af te geven en op te nemen. De regeling ligt bij het zenuw- en hormoonstelsel.

Slide 14 - Diapositive

11.2 De lever
deel 1

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Lien

Functies van de lever

De lever heeft verschillende functies. Samengevat:
  • Aanmaak nuttige stoffen
  • Afbraak schadelijke stoffen
  • Opslag



Slide 19 - Diapositive

Koolhydraatstofwisseling
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier)= glycogenese

Slide 20 - Diapositive

Koolhydraatstofwisseling
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier)

Slide 21 - Diapositive

Bloedsuikerspiegel

Slide 22 - Diapositive

Koolhydraatstofwisseling
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen = gluconeogenese


Vetten
Aminozuren

Slide 23 - Diapositive

De schommelingen in glucosegehalte van het bloed in de poortader, in de leverader en in de leverslagader worden met elkaar vergeleken. In welk van deze bloedvaten is het verschil tussen het minimum en het maximum glucosegehalte van het bloed het kleinst en in welk het grootst?
A
kleinst = leverader & grootst = poortader
B
kleinst = leverader & grootst = leverslagader
C
kleinst = leverslagader & grootst = poortader
D
kleinst = leverslagader & grootst = leverader

Slide 24 - Quiz

Ook belangrijke rol bij 
Vetstofwisseling 
Bv ombouwen van vetzuren, maken van cholesterol en lipoproteïnen zodat vetten vervoerd kunnen worden).

en:




Slide 25 - Diapositive

Eiwitstofwisseling
De lever kan aminozuren omzetten in andere aminozuren -> transaminering




Slide 26 - Diapositive

Eiwitstofwisseling
9 van de 20 aminozuren zijn níet door de lever te maken: essentiële aminozuren.
Overtollige aminozuren worden door de lever afgebroken (er is geen ‘voorraad’). 


Slide 27 - Diapositive

Eiwitstofwisseling
Deaminering: stikstofgroep wordt verwijderd -> ureum wordt gevormd.


Slide 28 - Diapositive

Eiwitstofwisseling
Koolstofskelet wordt verbrand, omgezet naar glucose (gluconeogenese) of vet (lipogenese)


Slide 29 - Diapositive

Hieronder een aantal stoffen die in het lichaam van de mens voorkomen:
1) aminozuren
2) koolhydraten
3) eiwitten
Van welke van deze stoffen kan in de lever de concentratie in het bloed gewijzigd worden?
A
alleen van 1
B
alleen van 2
C
alleen van 2 en 3
D
van 1, 2 en 3

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive