Les 1 interpunctie

1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Boek introduceren

Brief Beige krijtje

Slide 2 - Diapositive

Leerkracht leest brief voor met nadruk op interpunctiegebruik
Brief Beige krijtje
beste teun ik ben het zat om lichtbruin of geelbruin genoemd te worden ik ben beige en daar ben ik trots op en ik heb er ook genoeg van altijd en eeuwig tweede keus te zijn meneer het bruine krijtje mag altijd alle beren ponys en puppys inkleuren alleen als er een gebraden kip of tarwehalm moet worden ingekleurd dan mag ik komen opdraven als ik geluk heb en zeg nou eens eerlijk wanneer heb jij voor het laatst tarwe getekend nou je moet nu kiezen ruzie of vriendschap je nu nog vriend beige krijtje

Slide 3 - Diapositive

Leerkracht leest brief voor zonder interpunctie
Leerling leest ook nog een keer de brief zonder interpunctie. 
Let op: echt zonder interpunctiegebruik!
De leerlingen zullen merken dat zonder interpunctie lezen bijna onmogelijk is. Er worden toch komma's/punten toegevoegd. 
Brief Beige krijtje
beste teun ik ben het zat om lichtbruin of geelbruin genoemd te worden ik ben beige en daar ben ik trots op en ik heb er ook genoeg van altijd en eeuwig tweede keus te zijn meneer het bruine krijtje mag altijd alle beren ponys en puppys inkleuren alleen als er een gebraden kip of tarwehalm moet worden ingekleurd dan mag ik komen opdraven als ik geluk heb en zeg nou eens eerlijk wanneer heb jij voor het laatst tarwe getekend nou je moet nu kiezen ruzie of vriendschap je nu nog vriend beige krijtje

Slide 4 - Diapositive

Leerkracht leest brief voor zonder interpunctie
Leerling leest ook nog een keer de brief zonder interpunctie. 
Let op: echt zonder interpunctiegebruik!
De leerlingen zullen merken dat zonder interpunctie lezen bijna onmogelijk is. Er worden toch komma's/punten toegevoegd. 
Brief Beige krijtje
beste teun ik ben het zat om lichtbruin of geelbruin genoemd te worden ik ben beige en daar ben ik trots op en ik heb er ook genoeg van altijd en eeuwig tweede keus te zijn meneer het bruine krijtje mag altijd alle beren ponys en puppys inkleuren alleen als er een gebraden kip of tarwehalm moet worden ingekleurd dan mag ik komen opdraven als ik geluk heb en zeg nou eens eerlijk wanneer heb jij voor het laatst tarwe getekend nou je moet nu kiezen ruzie of vriendschap je nu nog vriend beige krijtje

Slide 5 - Diapositive

Leerkracht leest brief voor zonder interpunctie
Leerling leest ook nog een keer de brief zonder interpunctie. 
Let op: echt zonder interpunctiegebruik!
De leerlingen zullen merken dat zonder interpunctie lezen bijna onmogelijk is. Er worden toch komma's/punten toegevoegd. 
Interpunctie: wat is dat?

Slide 6 - Question ouverte

Bespreek wat interpunctie is. 
Hier hebben de leerlingen tijdens de pre-test ook over nagedacht.
Doelen vandaag
Ik weet wanneer ik leestekens moet gebruiken als ik een tekst schrijf

Ik kan benoemen waarom leestekens in een tekst belangrijk zijn.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het GROTE DOEL
Ik kan zelf een prentenboek schrijven waarbij ik op de juiste manier gebruik maak van interpunctie.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom zijn leestekens belangrijk?


  • Hij zat op haar schoot en rustte uit.
  • Hij zat op haar, schoot en rustte uit.

Slide 9 - Diapositive

Bespreek klassikaal het verschil wat ontstaat door het toevoegen van leestekens. 
Wat staat hier?
De meester zei Pietje is een monster


Slide 10 - Diapositive

laat leerlingen in tweetallen nadenken over de functie de leestekens in deze zin hebben. 
De meester zei Pietje is een monster
Voeg leestekens toe en maak zo 2 verschillende zinnen

Slide 11 - Question ouverte

leerlingen kunnen hun antwoordopties invullen. Bespreek opvallende antwoorden: zinnen die onlogisch zijn of leestekens die foutief gebruikt zijn. 
Benoem ook 2 goede zinnen.
Wat staat hier?
De meester zei: "Pietje is een monster."
"De meester," zei Pietje, "is een monster."


Slide 12 - Diapositive

Benoem alvast de term 'directe rede'
benoem ook alvast waar de aanhalingstekens staan in de zin (de punt wordt ingesloten)
Leestekens

Slide 13 - Carte mentale

Laat de leerlingen zelf zoveel mogelijk leestekens invullen. 
Eventueel in tweetallen, maar mag ook alleen. 
Wat heb je eraan?
  • Het maakt teksten lezen makkelijker.
  • Mensen beoordelen je teksten op spelling. Mensen vinden het niet netjes wanneer je de regels niet gebruikt. 
  • Je zal later teksten moeten schrijven, e-mails, brieven, etc. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Interpunctie
Welke leestekens moeten jullie 
kennen? 
 






dubbele punt
punt
.
komma
,
spatie
uitroepteken 
!
vraagteken 
?
hoofdletters

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdletter

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eigennamen met een hoofdletter

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Afleidingen van aardrijkskundige namen

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Feestdagen en historische gebeurtenissen

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Punt

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraagteken en uitroepteken

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Laat de leerlingen deze brief voorlezen aan elkaar met punten, vraagtekens en uitroeptekens. 
Ze kunnen ook zelf veranderingen aanbrengen in de leestekens aan het einde van de zin. 
Wanneer gebruik je GEEN uitroepteken?
A
Je wilt iets nadruk geven
B
Een bevel
C
Een uitroep
D
Een vraag

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Komma

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wordt de komma gebruikt als je iemand aanspreekt?
A
Piet is een lange, blonde jongen.
B
Piet, die jongen daar, is mijn vriend.
C
Piet is toch gekomen, maar was wel heel laat.
D
Piet, wat ben je toch een slimme vent!

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wordt de komma gebruikt tussen 2 persoonsvormen?
A
Wat Piet durft, is heel moedig.
B
Piet, durf je dat niet?
C
Piet, de lange jongen, durft niet.
D
Piet blijft, ondanks de regen.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dubbele punt

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met een dubbele punt bij de directe rede

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanhalingstekens

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Directe rede

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk leesteken mist hier?

"Pas op", riep Janneke.
A
!
B
:
C
""
D
.

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

"Pas op!", riep Janneke

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke zin is goed geschreven?
A
"Wat zullen we eten"? vroeg Jan.
B
"Wat zullen we eten?" vroeg Jan.
C
"Wat zullen we eten?", vroeg Jan.
D
"Wat zullen we eten?", vroeg jan.

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Lien

Laat de leerlingen zelfstandig oefenen met deze link. Op de webpagina kunnen ze ook extra uitleg nog vinden.

Hierna (slide 52) ga je differentiëren in een coöperatieve werkvorm.
Je kunt ervoor kiezen om de leerlingen die goede resultaten hadden in de pre-test iets extra's aan te bieden. 
Je kunt met hen de gele slides nog behandelen. 
Haakjes (...)
Wanneer gebruik je haakjes?

Slide 35 - Diapositive

Vraag de leerlingen of ze mondeling kunnen benoemen wanneer er haakjes gebruikt worden in een zin. 

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin waarbij je correct gebruik maakt van haakjes

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je een puntkomma?
Een puntkomma gebruik je tussen twee hoofdzinnen die veel met elkaar te maken hebben.
Jan was helemaal alleen; zijn vriend was al naar huis gegaan


Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even opfrissen:
Hoe herken je een hoofdzin?
Bij een hoofdzin staat het onderwerp naast de persoonsvorm.

Jan loopt elke dag naar de bakker

Twee hoofdzinnen worden vaak gekoppeld door de voegwoorden: maar, en, of, want.

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De juf geeft op school les, omdat er een lockdown is.
Het deel 'omdat er een lockdown is', is
A
Een hoofdzin
B
Geen van beide
C
Een bijzin

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De leerlingen zitten in hun nachtkleding bij de les, want er is een online les.
A
Twee hoofdzinnen
B
hoofdzin en bijzin
C
Bijzin en hoofdzin

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een puntkomma wordt soms ook gebruikt bij een opsomming.
Achter ieder woord zet je dan een puntkomma, behalve bij het
laatste woord. Achter het laatste woord zet je een punt.  

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In mijn koffer zitten de volgende spullen:
  •  kleren;
  • schoenen;
  • toiletspullen;
  • strandlaken.

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat moet er tussen de haakjes?
Ik heb heel veel gekocht:
- appels ()
-bananen;
-kiwi's.
A
:
B
;
C
,
D
.

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk leesteken hoort tussen de haakjes?
Nu moet ik wachten( ) mijn internet start langzaam op.

A
dubbele punt
B
komma
C
punt komma
D
er hoeft geen leesteken

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Typ de zin met de juiste leestekens:
Hij loopt heel snel hij is te laat

Slide 48 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je een puntkomma?

Slide 49 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 50 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht:
Maak samen een hulpposter
Ieder groepslid is verantwoordelijk voor eigen deel
Je mag gebruik maken van internet 
https://www.taal-oefenen.nl/instruction/taal/taalverzorging/interpunctie
Op de hulpposter:
Leesteken
Regels voor leesteken
Per regel minimaal 1 voorbeeld

Slide 51 - Diapositive

Materiaal per groepje:
A3 papier
vierkante papiertjes (per leesteken een los briefje, deze plakken ze daarna op de poster)
uitgeprint blad met regels vanuit Taal Actief
Chromebook
schaar/lijm/stiften
Hoofdletter/spatie/punt/komma
vraagteken/uitroepteken/dubbele punt
/aanhalingstekens/puntkomma /koppelteken/haakjes

Slide 52 - Diapositive

Je loopt rond tijdens het werken aan de poster. 
Hebben de leerlingen de opdracht begrepen? Beschrijven ze de juiste regel?
Wijs hun ook op het uitgedeelde blad van taal actief.

De laatste kolom worden leerlingen ingedeeld die op 2F niveau werken. 
Doelen vandaag
Ik weet wanneer ik leestekens moet gebruiken als ik een tekst schrijf

Ik kan benoemen waarom leestekens in een tekst belangrijk zijn.

Slide 53 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 54 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions