Grote belastingquiz 2021

KD Oriëntatie op Ondernemerschap
- Nieuws
- Vragen over de toets van 18 maart 
- Opdracht 32 - vervolg in de lessen van 25 maart
- De grote belastingquiz

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
OndernemerschapMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

KD Oriëntatie op Ondernemerschap
- Nieuws
- Vragen over de toets van 18 maart 
- Opdracht 32 - vervolg in de lessen van 25 maart
- De grote belastingquiz

Slide 1 - Diapositive

Zondagavond was het eerste landelijke live debat op RTL. Politici stonden, naast tegenover elkaar, ook tegenover burgers. Welke politicus moest het gesprek aan met een "boze boer"?
A
Mark Rutte - VVD
B
Geert Wilders - PVV
C
Jesse Klaver - GroenLinks
D
Sigrid Kaag - D66

Slide 2 - Quiz

Het Janssen-vaccin moet Nederland dichterbij het einde van de Coronacrisis brengen. Wat is er niet waar?
A
Het is EU goedgekeurd.
B
Nederland heeft er 11,3 miljoen besteld.
C
Maar 1 prik nodig.
D
Kan bewaart worden in een gewone koelkast.

Slide 3 - Quiz

Een flinke ruzie over de vakantiebestemming is de reden voor de scheiding tussen Kim Kardashian en Kanye West.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een paar weken geleden hebben we een aantal kanshebbers van de Gouden Loeki 2020 bekeken. Welke reclame heeft gisteren gewonnen?
A
Douwe Egberts
B
Staatsloterij
C
Jumbo
D
McDonald's

Slide 5 - Quiz

Ik heb een vraag over de theorietoets van 18 maart
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

De grote belastingquiz
2021

Slide 7 - Diapositive

5 onderdelen
- Algemeen en historie
 - Inkomstenbelasting
- Omzetbelasting
- Hoe maak je een factuur?
- Diverse belastingen

Scores houden we bij voor het quiz-element

Slide 8 - Diapositive

Ronde 1
Algemeen en historie

Slide 9 - Diapositive

Sinds wanneer wordt er in Nederland structureel belasting geheven?
A
Sinds de jaartelling
B
Sinds de middeleeuwen
C
Sinds 1795 (Fransen aan de macht)
D
Sinds 1918 (na de 1e Wereldoorlog)

Slide 10 - Quiz

Het huidige belastingstelsel is gebaseerd op 2 belangrijke uitgangspunten. Dat zijn:
A
Draagkracht- en profijtbeginsel
B
Draagkracht- en gelijkheidsbeginsel
C
Gelijkheids- en profijtbeginsel

Slide 11 - Quiz

Soms wordt er ook gesproken over de fiscus, dit is
A
een ander woord voor belastingdienst
B
onderdeel van de belastingdienst dat zich bezig houdt met ondernemers
C
onderdeel van de belastingdienst dat zich bezig houdt met belastingfraude
D
een ander woord voor gemeentelijke belastingen

Slide 12 - Quiz

Waarom gebruikt(e) de belastingdienst altijd blauwe enveloppen?
A
Blauw is een verkoelende kleur en kalmeert.
B
Dat is in de EU afgesproken.
C
De vraag klopt niet. De belastingdienst gebruikt ook rood en groen.
D
Vroeger kregen de belastingambtenaren blauwe vingers van het geldtellen.

Slide 13 - Quiz

Tot 2018 gebruikte de belastingdienst een slogan:

Leuker kunnen we het niet maken, wel .....
A
Eerlijker
B
Sneller
C
Makkelijker
D
Mooier

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Ronde 2
Inkomstenbelasting

Slide 16 - Diapositive

Niet iedereen is verplicht om ieder jaar een aangifte inkomstenbelasting in te vullen. Wanneer hoeft dit niet?
A
Als je een aangiftebrief krijgt
B
Als je EUR 48 of meer moet betalen
C
Als je een voorlopige aanslag hebt ontvangen
D
Als je geld terugkrijgt

Slide 17 - Quiz

De inkomstenbelasting werkt met 3 boxen.
Box 1: Werk en woning
Box 2: Aanmerkelijk belang
Box 3: .........
A
Sparen en beleggen
B
Vermogen
C
Bezittingen

Slide 18 - Quiz

Box 1 gaat over Werk en woning, dus ook over winst vanuit een éénmanszaak, Vof of CV. In 2021 gelden 2 tarieven:
tot 68.509 -> 37,1%
daarboven -> 49,5%

Hoeveel belasting betaal je bij een belastbaar inkomen van EUR 70.000?
A
EUR 26.154
B
EUR 34.650

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo

Als je een verlies hebt in box 1 Werk en woning dan wordt dat verrekend met eerdere (tot 3 jaar terug) of toekomstige winsten (tot 9 jaar vooruit) in box 1.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Ondernemer voor de IB

Als:
 - (op termijn) winst maken
 - zelfstandig (dus niet in loondienst)
 - meerdere opdrachtgevers
 - kapitaal geïnvesteerd
 - risico lopen
 - tijd geïnvesteerd

Slide 22 - Diapositive

Specifieke regelingen voor ondernemers

Bedragen die je mag aftrekken van jouw winst (aftrek van belastbaar bedrag):
 - startersaftrek: EUR 2.123
 - zelfstandigenaftrek: EUR 6.670
 - MKB-winstvrijstelling: 14%
NB urencriterium is van belang - tenminste 1.225 per uur besteden aan onderneming 

Slide 23 - Diapositive

Deze specifieke regelingen voor ondernemers moet je vooraf aanvragen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Box 3 Sparen en Beleggen
Vrijgesteld: EUR 50.000 per fiscale partner
Vermogen boven EUR 50.000 is belast.
Voor box 3 gaat de belastingdienst uit van een fictief rendement dat oploopt naar 5,69%.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Heffingskortingen
Voor de IB gelden er diverse heffingskortingen (korting op de te betalen belasting):
 - Algemene heffingskorting (max EUR 2.837 en aflopend)
 - Arbeidskorting
 - Bijzondere kortingen (kind tot 12 jaar, AOW, jonggehandicapt, groene beleggingen)

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Ronde 4
Hoe maak je een factuur?

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

De belastingdienst stelt diverse eisen aan een factuur. Wat hoeft NIET te worden vermeld?
A
Naam + volledig adres van klant én leverancier
B
Bedrag excl BTW, BTW-bedrag en bedrag incl BTW
C
Factuurnummer
D
Kamer van Koophandel-nummer van de klant

Slide 30 - Quiz

Stel je hebt op 7 februari een dienst geleverd. Wanneer moet je de factuur uiterlijk verzenden?
A
7 februari
B
28 februari
C
15 maart
D
31 maart

Slide 31 - Quiz

Als ondernemer mag je zelf beslissen of je jouw factuur op papier of digitaal verstuurd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Bonnen en facturen moeten bewaard blijven in de administratie (in de vorm waarin ze verzonden/ontvangen zijn). Hoe lang?
A
5 jaar
B
7 jaar
C
10 jaar
D
tot aan het einde van de onderneming

Slide 33 - Quiz

Als je goederen/diensten koopt in het buitenland, dan kan er buitenlandse omzetbelasting op de factuur staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz