Examentraining lever, nieren en afweer

Examentraining lever, nieren en afweer
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Examentraining lever, nieren en afweer

Slide 1 - Diapositive

De lever

Slide 2 - Diapositive

Functies van de lever
Vorming van gal
Homeostase
ammoniak.
o.a. niet essentiele vetzuren.
Overtollige aminozuren afbreken tot ammoniak

Slide 3 - Diapositive

De homeostase
De lever voert controle uit op de samenstelling van het bloedplasma.
De lever zet stoffen om en door opslag en uitscheiding van stoffen zorgt het voor het interne mileu.

Slide 4 - Diapositive

Emulgeren van vetten

De lever produceert gal
Het bevat onder andere water en galzuren
Opgeslagen in de galblaas
Het emulgeert vetten en oliën


Slide 5 - Diapositive

Afbraak van bloedcellen
De lever breekt oude en beschadigde rode bloedcellen af 

Hemoglobine wordt afgebroken, ijzer wordt opgeslagen de rest wordt bilirubine.

Bilirubine wordt via de galwegen uitgescheiden
(geeft de bruine kleur aan de ontlasting)

Slide 6 - Diapositive

Koolhydraat stofwisseling

  • De lever kan het glucosegehalte in het bloed beïnvloeden
  • Door glucose om te zetten naar glycogeen en op te slaan (m.b.v. insuline)
  • Of door glycogeen om te zetten naar glucose (m.b.v. glucagon)

Slide 7 - Diapositive

Eiwitstofwisseling
De lever produceert eiwitten uit aminozuren die zijn opgenomen in de dunne darm

Het afbreken van overtollige aminozuren:
1. de stikstofgroep wordt afgesplitst en omgezet in ammoniak
2. Ammoniak wordt omgezet in ureum
3. Ureum wordt afgegeven aan het bloed en door de nieren uitgescheden

Slide 8 - Diapositive

Vetstofwisseling

Niet essentiële verzuren worden gevormd uit andere vetzuren, aminozuren, of monosachariden zoals glucose.

Een klein deel vet wordt in de lever opgeslagen

Slide 9 - Diapositive

Gifstoffen
De lever heeft een ontgiftende werking.



Gifstoffen worden door de lever uit het bloed gehaald
en onwerkzaam gemaakt.


Een deel van de onwerkzaam gemaakte stoffen wordt
door de nieren uitgescheiden.


Slide 10 - Diapositive

De bouw van de lever
Een leverlobje is zeshoekig en 1 mm in doorsnee.
Op de hoekpunten van het leverlobje zitten aftakkingen van de leverslagader, de poortader en de galgang.

In het midden zit de aftakking van de leverader

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

timer
0:30
Insuline
Glucagon

Slide 13 - Question de remorquage

Het glucosegehalte in bloedvat 1 is gemiddeld hoger dan dat in 2 en 3.
Het ureumgehalte in bloedvat 2 is gemiddeld hoger dan dat in 1 en 3.
A
1 = leverader, 2 = leverslagader, 3 = poortader
B
1 = leverader, 2 = poortader, 3 = leverslagader
C
1 = poortader, 2 = leverader, 3 = leverslagader
D
1 = poortader, 2 = leverader, 3 = leverslagader

Slide 14 - Quiz


In de lever wordt glucose omgezet in glycogeen. Het glycogeen wordt opgeslagen en kan na omzetting in glucose aan het bloed worden afgegeven. In de afbeelding zie je een gedeelte van een leverlobje. De sterkste schommelingen van de glucoseconcentratie kunnen plaatsvinden in

A
De leverader
B
De leverslagader
C
De poortader

Slide 15 - Quiz

De lever zet ammoniak om in ureum. In de afbeelding zie je een gedeelte van een leverlobje.

In welk bloedvat tref je de hoogste concentratie ureum aan?

A
De leverader
B
De leverslagader
C
De poortader

Slide 16 - Quiz

Welke opmerking over leverlobjes is juist?
Maak eventueel gebruik van BINAS 82-D
A
Bloed stroomt van de hoeken naar het midden
B
Bloed stroomt van het midden naar de hoekpunten
C
geproduceerd gal wordt afgegeven aan de leverader
D
Galgangen voeren gal AAN

Slide 17 - Quiz

Afweer

Slide 18 - Diapositive

Mensen maken ook gebruik van mechanische en chemische afweer. Wat is een voorbeeld van chemische afweer?
A
huid
B
vloeistofstroom in urinewegen
C
maagzuur
D
slijmlaag in vagina

Slide 19 - Quiz

Wat is geen vorm van mechanische afweer?
A
je darmflora
B
lysozym in traanvocht
C
doorn van een roos
D
neusslijmvlies

Slide 20 - Quiz

Passieve Afweer (1)
afweer zonder witte bloedcellen
Huid en slijm(vliezen) 
Epitheelcellen laten geen ziekteverwekkers door
pH van de huid --> niet-gevaarlijke bacteriën bedekken de huid
Slijm vangt ziekteverwekkers op en voert ze af

Chemische afweer:
pH in maag --> doodt bacteriën en voorkomt vermeerdering
Enzymen in traanvocht --> afweer ziekteverwekkers

Slide 21 - Diapositive

Actieve Afweer (2/3) 
afweer door witte bloedcellen

Aspecifieke afweer (2) (niet-specifiek)/Aangeboren afweer

Fagocyten


Specifieke afweer (3)/Verworven afweer

T- en B-lymfocyten

Slide 22 - Diapositive

Aspecifieke/Aangeboren afweer door Fagocyten

Slide 23 - Diapositive

Witte bloed cellen

Slide 24 - Diapositive

Aspecifieke/Aangeboren afweer door Fagocyten
(Fagocyt)

Slide 25 - Diapositive

Specifieke/Verworven afweer


Stamcellen uit rode beenmerg ontwikkelen in beenmerg --> B-lymfocyt

Stamcellen uit rode beenmerg gaan naar thymus en ontwikkelen zich daar verder  --> T-lymfocyt



Slide 26 - Diapositive

B-Lymfocyten
T-Lymfocyten

Slide 27 - Diapositive

Van welke afweer
is hier sprake?
A
Humorale afweer
B
Cellulaire afweer

Slide 28 - Quiz

Deze vraag gaat over specifieke afweer. Welke cellen zijn betrokken bij cellulaire afweer?
A
B-cellen en plasmacellen
B
macrofagen en T-cellen
C
macrofagen, plasmacellen en T-cellen
D
B-cellen, macrofagen, plasmacellen en T-cellen

Slide 29 - Quiz

Nieren

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Resorptie en filtratie
Resorptie: Stof gaat van weefsel / urine -> bloed  



Filtratie: Stof gaat van bloed -> Weefsel / urine

Slide 32 - Diapositive

Vorming van urine

Lichaam van Malpighi

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman wordt geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen/kleine eiwitten

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 33 - Diapositive

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde daalt)

Slide 34 - Diapositive

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lis van Henle
- Verzamelbuis

Vergelijk BINAS 85C

Slide 35 - Diapositive

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


De ultrafiltratie in lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 36 - Diapositive

Antidiuretisch hormoon (ADH)
Opgeslagen in de hypofyse
De osmotische waarde wordt waargenomen door de zintuigcellen in de hypothalamus
ADH regelt de doorlaatbaarheid van de celmembranen, hiermee kan het de osmotische waarde van het intern milieu regelen.

Weinig water -> veel ADH geproduceerd

Slide 37 - Diapositive

Je drinkt erg weinig. Wat gebeurt de ADH concentratie? En de terugresorptie van water?
A
ADH neemt toe, terugresorptie toe
B
ADH neemt af, terugresorptie toe
C
ADH neemt toe, terugresorptie af
D
ADH neemt af, terugresorptie af

Slide 38 - Quiz

In welk gedeelte van een nefron (niereenheid) wordt ervoor gezorgd dat een mens zo veel mogelijk water uit de voorurine terugresorbeerde, zodat hij slechts kleine hoeveelheden urine produceerde?
A
In de Lis van Henle
B
In het kapsel van Bowman
C
In het nierbuisje
D
In de glomerulus

Slide 39 - Quiz