Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Ga zitten op je vaste plek
Zet computer aan
Log in
Slide 1 - Diapositive
WELKOM
3 Kader
Welkom
Slide 2 - Diapositive
Lesplanning
Opstarten
05 min
Uitleg 1.4 Rivierenlandschap + watertekort
10 min
Maken 1.4 opdracht 1 t/m 3
10 min
Uitleg 1.4 Polders en Rivierdijken
10 min
Afmaken paragraaf 1.4
15 min
Bespreken paragraaf 1.4
10 min
Lesafsluiting met LessonUp
10 min
Slide 3 - Diapositive
Paragraaf 1.4: Het Nederlandse Rivierenlandschap
Slide 4 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van de les kan je:
het Nederlandse rivierenlandschap beschrijven
beschrijven en verklaren wanneer Nederland te maken krijgt met wateroverlast en watertekort
in het landschap gevolgen van wateroverlast en watertekort herkennen
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Rivieren op natuurlijke wijze
Slide 8 - Diapositive
Rivieren op natuurlijke wijze
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Na ingreep van de mens
Slide 11 - Diapositive
Je kan de volgende onderdelen van een rivier in Nederland aanwijzen op een dwarsdoorsnede / foto: oeverwal, komgrond, zomerdijk, winterdijk en uiterwaard.
Slide 12 - Diapositive
Nu in het echt
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Aan de slag
Wat? Maak paragraaf 1.4 opdracht 1 t/m 3
Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
Hulp? Buur, docent
Tijd? 10 minuten
Klaar? Lees de rest van 1.4 en maak 1.4 af
timer
10:00
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Definitie Polder
Een gebied waar de mens de waterstand regelt
Dit kan door een molen of een gemaal
Niet pompen = vol lopen van de polder = verzuipen
Slide 19 - Diapositive
Zeepolder
Sedimenten van zand en klei wordt omdijkt
Denk aan Friesland en Zeeland
Zee
Buitendijks
Binnendijks
Slide 20 - Diapositive
Veenpolder
Laagveengebieden
Vanaf 10e eeuw ontgonnen > sloten graven
Maaiveld zakte weg = inklinking
Om wegzakken te voorkomen moeten ze het nat houden.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
Droogmakerij
2Stukken meren en/of zee die zijn leeggepompt
eerst dijken rond en meer en dan (jaren) leegpompen
wordt gebruikt voor landbouw en woningen
voorbeeld: Flevoland
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Je kan de volgende onderdelen van een rivier in Nederland aanwijzen op een dwarsdoorsnede / foto: oeverwal, komgrond, zomerdijk, winterdijk en uiterwaard.
Slide 26 - Diapositive
Nu in het echt
Slide 27 - Diapositive
Aan de slag
Wat? Maak paragraaf 1.1 t/m 1.4 helemaal af
Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
Hulp? Buur, docent
Tijd? 15 minuten
Klaar? Haal een examenopdracht bij de docent
timer
15:00
Slide 28 - Diapositive
Waar zul je boerderijen vinden?
A
Uiterwaarden
B
Komgronden
C
Oeverwal
D
Boezem
Slide 29 - Quiz
Wat ligt hoger?
A
uiterwaarden
B
Winterdijk
C
Zomerdijk
D
kribben
Slide 30 - Quiz
A
Zomerdijk
B
Winterdijk
C
Uiterwaarde
D
Kribben
Slide 31 - Quiz
A
Zomerdijk
B
Winterdijk
C
Uiterwaarde
D
Kribben
Slide 32 - Quiz
A
Zomerdijk
B
Winterdijk
C
Uiterwaarde
D
Kribben
Slide 33 - Quiz
Welk begrip past het best bij de afbeelding?
A
Polder
B
Zandmotor
C
Droogmakerij
D
Inklinking
Slide 34 - Quiz
Tegenwoordig pompen wij het water uit een droogmakerij d.m.v gemalen. Hoe deden we dat bij de eerste grote droogmakerijen 'De Beemster'?
A
Met de hand
B
Molen
C
Stoomgemaal
D
Slootjes graven die naar een laag punt stromen
Slide 35 - Quiz
Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving
Slide 36 - Quiz
Bekijk het plaatje hiernaast. Welk rijtje is juist?
A
1 = gemaal, 2 = polder,
3 = zee, 4 = dijk
B
1 = zee, 2 = gemaal, 3 = dijk, 4 = polder
C
1 = dijk, 2 = polder, 3 = zee,
4 = gemaal
D
1 = polder, 2 = dijk, 3 = zee,
4 = gemaal
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Diapositive
Een gemengde rivier bestaat uit......
A
zoet water en zout water
B
oppervlaktewater en grondwater
C
water van een gletsjerrivier en water van een regenrivier
D
water van beken, sloten en meren samen
Slide 39 - Quiz
Het stroomgebied is
A
De hoofdrivier en alle zijrivieren
B
hetzelfde als het stroomstelsel
C
Het hele gebied dat afwatert op een rivier en de zijrivieren