Present Simple en Present Continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Tegenwoordige tijd in het Engels

Er zijn twee tijdsvormen: 

1. Present Simple 

2. Present Continuous

Wanneer gebruik ik ze?

1. Je gebruikt de present simple om aan te geven dat iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.

2. Je gebruikt de present continuous om aan te geven dat iets op dit moment aan de gang is. 

In het Nederlands hebben we ook twee vormen:

Ik fiets elke dag naar school.

en

Ik ben naar school aan het fietsen. 

Zij leest iedere avond een boek. 

en

Ze is een boek aan het lezen. 

Zo zien de vormen er in het Engels uit: 

I cycle to school every day. 

and

I am cycling to school right now. 

She reads a book every night.

and

She is reading a book. 

Hoe vorm je de Present Simple

Je maakt de Present Simple door het hele werkwoord in te vullen in de zin: 

(cycle)   I cycle to school every day. 

(read) I read a book every evening. 

(call) We call our grandmother every Sunday. 

Zijn er uitzonderingen? 

Altijd!!!

De SHIT-regel: 

is het onderwerp he, she of it dan krijg je werkwoord + s: 

She reads a book every night. 
He plays video games every day. 

Even oefenen!

Je krijgt alleen bevestigende zinnen in de Present Simple

Vul het werkwoord in dat gegeven staat. 

Houd rekening met de SHIT-regel!

(play) I ________ football every weekend.

(cook) She ______________ dinner every night.

(teach) You __________ English four days a week.

(like) He ____________ to eat a lot of vegetables.

(want) They ____________ to go on holiday once a year.

Hoe goed ging dat???

😒🙁😐🙂😃

Present Continous

Deze vorm gebruiken we om aan te geven dat iets op dit moment gebeurt. 

Je vult hem zo in: 

to be + werkwoord + ing 

to be + werkwoord + ing 

Voorbeeld: 

I am reading a book.

1. to be =  am 

2. werkwoord = read 

3. + ing

to be + werkwoord + ing

Stap 1: het rijtje van to be 

I am                                                      We are

You are                                               You are

He is                                                     They are

She is 

It is 

to be + werkwoord + ing

Stap 2 + 3: werkwoord + ing 

let op: als het werkwoord op een E eindigt, valt deze weg: 

bake > baking 

bike > biking 

date > dating

Voorbeelden: 

(watch)    I _______________ TV right now. 
I am watching TV right now

(look) She ________________ out the window over there. 
She is looking out the window over there. 

(travel)   We _________________ through Africa this month. 
We are traveling through Africa this month. 

Oefenen!

Vergeet alle stappen niet!

1. to be            (am, is are) 

2. werkwoord + ing 

(watch) Dad __________ TV right now.

(walk) We ______________ to school right now.

(skate) They ____________ at the skate park at the moment.

(sleep) The children ____________ already.

(visit) I ______________ my mother right now.

Hoe goed ging dit???

😒🙁😐🙂😃

Present Simple: vragend/ontkennend

Er staat steeds maar één werkwoord in een zin. 

Bij vragende en ontkennende zinnen heb je altijd twee werkwoorden nodig... 

Dus voegen we het werkwoord do toe. 

Hoe voeg je dat werkwoord toe?

We like pancakes. 

Do we like pancakes? 

We don't like pancakes. 

Hoe zit het met de uitzondering?

Normaal: 
I like pancakes
Do I like pancakes? 

I don't like pancakes.

Uitzondering: 

She likes pancakes. 

Does she like pancakes?

She doesn't like pancakes. 

Alles op een rijtje

- Je voegt het werkwoord do (does) toe bij vragende en ontkennende zinnen in de Present Simple 

- Bij vraagzinnen plaats je Do/Does vooraan in de zin 

- Bij ontkennende zinnen voeg je don't / doesn't toe

- Bij vragen en ontkenningen valt de +s weg bij he, she en it en geef je de uitzondering aan met does

Wat is de juiste vragende zin van

"He travels a lot"

1. Do he travel a lot?
2. Does he travel a lot?
3. Do he travels a lot?
4. Does he travels a lot?

Wat is de juiste ontkenning van:

"I walk to school"

1. I don't walk to school
2. I doesn't walk to school
3. I do walk to school
4. I don't walks to school

Wat is de juiste vraagzin van:

"We read before bedtime"

1. Does we read before bedtime?
2. Does we reads before bedtime?
3. Do we reads before bedtime?
4. Do we read before bedtime?

Maak de zin vragend:
They have a cat.

Maak de zin ontkennend:
They have a cat.

Maak de zin vragend:
She rides a bike.

Present Continuous: vragend/ontkennend

Er zijn al twee werkwoorden: we voegen niks toe!

We are walking to school. 

Are we walking to school? 

We aren't walking to school. (are not)

Vraagzinnen

Bij vraagzinnen haal je am, is of are naar voren: 

They are having fun    >  Are they having fun? 

We are going home   > Are we going home?

Ontkenningen: 

Bij ontkenningen plak je het woordje not tussen de twee werkwoorden: 

She is walking to school   > She isn't walking to school (is not)

I am working at a project  > I am not working at a project

Maak de zin vragend:
The dog is wagging its tail.

Maak de zin vragend:
The train is leaving the station.

Maak de zin vragend:
They are cutting down trees.

Maak de zin ontkennend:
The dog is wagging its tail.

Maak de zin ontkennend:
The train is leaving the station.

Maak de zin ontkennend:
They are cutting down trees.

That's it!

Well done!