Voorzetsels Het Huis

Voorzetsels Het Huis
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Voorzetsels Het Huis

Slide 1 - Diapositive

Kijk naar de foto's.

Schrijf de woorden op!

Slide 2 - Diapositive

De tafel staat onder de lamp.

Slide 3 - Diapositive

Het dak is boven de zolder.

Slide 4 - Diapositive

Wij horen de muziek, de radio staat aan. 

Slide 5 - Diapositive

Ik ga naar bed, ik doe de televisie uit.

Slide 6 - Diapositive

Mijn moeder stopt de vuile kleren in de wasmachine. 

Slide 7 - Diapositive

Mijn moeder haalt de schone kleren uit de wasmachine.

Slide 8 - Diapositive

Je moet de jas aan de kapstok hangen.

Slide 9 - Diapositive

De spiegel hangt boven de wastafel.

Slide 10 - Diapositive

De hond rent door de deur naar binnen.

Slide 11 - Diapositive

De tafel staat ..... de lamp.
A
naast
B
onder
C
in
D
met

Slide 12 - Quiz

Het dak is ..... de zolder.
A
boven
B
onder
C
in
D
met

Slide 13 - Quiz

Wij horen muziek, de radio staat ... .
A
naar
B
onder
C
in
D
aan

Slide 14 - Quiz

Ik ga naar bed, ik doe de televisie ... .
A
naast
B
uit
C
boven
D
met

Slide 15 - Quiz

Ik stop de vuile kleren .. de wasmachine.
A
achter
B
uit
C
in
D
met

Slide 16 - Quiz

Ik haal de schone kleren ... de wasmachine.
A
achter
B
uit
C
in
D
met

Slide 17 - Quiz

Je moet de jas ... de kapstok hangen.
A
door
B
aan
C
in
D
met

Slide 18 - Quiz

De spiegel hangt ..... de wastafel.
A
door
B
aan
C
in
D
boven

Slide 19 - Quiz

De hond rent .... de deur naar de tuin.
A
door
B
aan
C
in
D
boven

Slide 20 - Quiz

Lees de zin.

Vul het goede woord in!

Slide 21 - Diapositive

De tafel staat ..... de lamp.

Slide 22 - Question ouverte

Het dak is ..... de zolder.

Slide 23 - Question ouverte

Wij horen muziek, de radio staat ... .

Slide 24 - Question ouverte

Ik ga naar bed, ik doe de televisie ... .

Slide 25 - Question ouverte

Ik stop de vuile kleren .. de wasmachine.

Slide 26 - Question ouverte

Ik haal de schone kleren ... de wasmachine.

Slide 27 - Question ouverte

Je moet de jas ... de kapstok hangen.

Slide 28 - Question ouverte

De spiegel hangt ..... de wastafel.

Slide 29 - Question ouverte

De hond rent .... de deur naar de tuin.

Slide 30 - Question ouverte