Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Toets inkijkmoment
Aankomende donderdag van 14:00-14:40 @ O001
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
In de context “Chaos in de ecologie” wordt gesproken over antifase-oscillaties van beide roofdiersoorten. Wat wordt bedoeld met antifase-oscillaties?
A
Dit zijn schommelingen die niet gelijk oplopen voor de twee verschillende soorten
B
Dit zijn schommelingen die gelijk oplopen voor de twee verschillende soorten
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Tussen de brasem en troebelheid is sprake van positieve terugkoppeling; tussen brasem en watervlo van negatieve terugkoppeling. Leg dit uit
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
1
2
3
4
5
6
Genoom
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Biosfeer
Ecosysteem
Slide 9 - Question de remorquage
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Welke organisatieniveaus kun je niet onderscheiden binnen een bacterie?
A
DNA
B
Celorganellen
C
Moleculen
D
Orgaanstelsels
Slide 18 - Quiz
Binnen Nederland bestaan verschillende ecosystemen. Er komen vooral aquatische ecosystemen voor. In een aquatisch ecosysteem is water het belangrijkste element. Een meer is een voorbeeld van zo’n aquatisch ecosysteem. Noteer nog twee aquatische ecosystemen.
Slide 19 - Question ouverte
Is het geslacht van een watervlo een emergente eigenschap op populatieniveau?
A
Nee. Populaties hebben geen geslacht, wel geslachtsverhoudingen. Een organisme heeft een geslacht
B
Ja. Populaties hebben wel geslachtsverhoudingen. Een organisme heeft een geslacht
Slide 20 - Quiz
Noteer twee abiotische factoren die kenmerkend zijn voor een bos.
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Watervlooien krijgen een nektand wanneer uitscheidingsproducten van muggenlarven aan het water worden toegevoegd. Deze nektand zorgt ervoor dat muggenlarven moeite hebben om de watervlo te hanteren en naar binnen te werken. De interactie tussen muggenlarven en watervlooien is een emergente eigenschap.
A
Individu
B
Populatie
C
Levengsgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 26 - Quiz
Uit onderzoek in de Maarsseveense plassen blijkt dat watervlooien, die normaal overdag op een diepte van ongeveer vier meter zitten, vanaf mei tot begin juli overdag naar een grotere diepte gaan en pas ’s nachts naar boven komen. Zo voorkomen ze dat ze worden opgegeten door jonge vissen, die doorgaans niet dieper zitten dan zeven meter. De verticale migratie van de watervlooien staat onder invloed van de hoeveelheid licht en die migratie wordt sterker door de aanwezigheid van stoffen die de vissen afscheiden. De reactie van de watervlooien op de hoeveelheid licht en op de jonge vissen is een emergente eigenschap.