Lezen par. 4 Voorbeeld, opsomming en volgorde van tijd
Lezen par. 4 Verbanden en signaalwoorden
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 20 min
Éléments de cette leçon
Lezen par. 4 Verbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Diapositive
DOEL
TEKSTVERBANDEN
- Je kunt voorbeelden, opsommingen en volgorde van tijd in een tekst herkennen.
- Je kunt signaalwoorden in de tekst herkennen.
Slide 2 - Diapositive
Lees en/of luister naar de tekst.
Slide 3 - Diapositive
Wat voor soort tekst is dit?
Slide 4 - Question ouverte
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 5 - Question ouverte
Waarvan zijn één ei en één beschuit een opsomming?
Slide 6 - Question ouverte
In welke volgorde staat de bereiding?
A
in volgorde van stappen die je moet uitvoeren
B
in volgorde van moeilijkheid
C
in volgorde waarin de ingrediënten zijn opgesomd
D
in willekeurige volgorde
Slide 7 - Quiz
TEKSTVERBANDEN
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Slide 8 - Diapositive
Wat is een signaalwoord?
Het zijn woorden die zinnen en/of alinea's met elkaar verbinden.
Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s.
Ze helpen ons als lezer. Ze geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen alinea's.
Bij een tekstverband horen bepaalde signaalwoorden.
Slide 9 - Diapositive
Signaalwoorden
Aan een signaalwoord kun je dus zien met welk verband je te maken hebt. Als je weet welk signaalwoord bij een verband hoort, helpt dit je om de tekst beter te begrijpen. Er zijn verschillende soorten tekstverbanden. Je leert er nu drie.
1. Opsomming
2. Tijdsvolgorde
3. Voorbeeld
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Opsomming
In een zin of alinea kunnen zaken achter elkaar opgesomd worden. Er worden meerdere dingen die bij elkaar horen, achter elkaar genoemd. De volgorde waarin dit gebeurt, is niet belangrijk.
Signaalwoorden : ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.
Je kunt een opsomming ook herkennen aan komma’s (,), streepjes (–), bullets (•), getallen (1, 2, 3) of een dubbele punt (:).
Slide 12 - Diapositive
Opsomming
en
ook
ten eerste
ten tweede
om te beginnen
verder
tenslotte
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Ik houd van chips. Verder vind ik dropjes lekker. Je mag me ook wakker maken voor spekjes!
De opsomming is: chips, dropjes en spekjes.
Slide 15 - Diapositive
Tijdsvolgorde (chronologie)
In een zin of alinea kunnen gebeurtenissen in volgorde van tijd beschreven worden. Bij dit verband is de volgorde dus wél belangrijk.