Lezen par. 4 Verbanden en signaalwoorden

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden 
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden 
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 1 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Aan een signaalwoord kun je zien met welk verband je te maken hebt. Als je weet welk signaalwoord bij een verband hoort, helpt dit je om de tekst beter te begrijpen. Er zijn verschillende soorten tekstverbanden. Je leert er nu drie.

1. Opsomming
2. Tijdsvolgorde
3. Voorbeeld

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Opsomming
Bij dit verband worden meerdere dingen die bij elkaar horen, achter elkaar genoemd. De volgorde waarin dit gebeurt, is niet belangrijk.

Een opsomming herken je bijvoorbeeld aan deze signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en. Je kunt een opsomming ook herkennen aan komma’s (,), streepjes (–), bullets (•), getallen (1, 2, 3) of een dubbele punt (:).

Bijvoorbeeld:
Ik houd van chips. Verder vind ik dropjes lekker. Je mag me ook wakker maken voor spekjes!

Slide 4 - Diapositive

Opsomming
En
ook
ten eerste
ten tweede
om te beginnen
verder
tenslotte

Slide 5 - Diapositive

Tijdsvolgorde
Het verband tijdsvolgorde geeft aan dat dingen in een bepaalde volgorde gebeuren. Bij dit verband is de volgorde dus wél belangrijk.

Dit verband herken je bijvoorbeeld aan jaartallen en onder andere aan deze signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.

Bijvoorbeeld:
Eerst leg je het speelbord op tafel. Vervolgens deel je de andere materialen uit. Daarna bepaal je wie er begint.

Slide 6 - Diapositive

Tijd (chronologie)
eerst
daarna
nadat
voordat
nu
vervolgens 

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Bij dit verband wordt een uitleg of voorbeeld gegeven om iets duidelijker te maken. Je krijgt dus meer informatie.

Je herkent een voorbeeld onder andere aan deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou.

Bijvoorbeeld:
Bij de bouw van het nieuwe winkelcentrum zijn verschillende vakmensen aan het werk, zoals metselaars, loodgieters en timmermannen.


Slide 8 - Diapositive

Welk signaalwoord past in de zin: Eerst zijn er verkiezingen en ..... wordt er een nieuw kabinet samengesteld.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens

Slide 9 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
Iedere partij heeft een eigen standpunt t.o.v. het onderwijs .... de leraren moeten meer salaris krijgen.
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals

Slide 10 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 11 - Quiz


Voorbeeld ('toelichting')
Bijvoorbeeld
zo
zoals

Slide 12 - Diapositive

Terwijl de politie onderzoek doet naar het ongeluk, worden de gewonden meegenomen naar het ziekenhuis.

Wat voor een signaalwoord is terwijl?
A
Tijd
B
Opsomming
C
voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord geeft geen volgorde aan?
A
Dan
B
Vervolgens
C
Ten slotte
D
Zoals

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord geeft geen tijd aan?
A
Voordat
B
Tijdens
C
Dus
D
Later

Slide 15 - Quiz

Ik hou van heel veel kleuren, zoals rood, roze, oranje, blauw, paars en nog veel meer.

Wat is de functie van het signaalwoord ZOALS?

A
Opsomming
B
Volgorde
C
Voorbeeld

Slide 16 - Quiz