4. Welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk? 5. Welke nieuwe ideeën ontstonden er in de 18de eeuw?
5. Welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk?
Klaar? Lees "Samenvatting" op blz. 26
timer
2:00
Hoe ging het met de Nederlandse economie in de 18e eeuw?
Wat is een beschrijvende, verklarende en waarderende vraag?
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Leerdoelen
3. Wat was de standenmaatschappij?
4. Welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk? 5. Welke nieuwe ideeën ontstonden er in de 18de eeuw?
5. Welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk?
Klaar? Lees "Samenvatting" op blz. 26
timer
2:00
Hoe ging het met de Nederlandse economie in de 18e eeuw?
Wat is een beschrijvende, verklarende en waarderende vraag?
Slide 1 - Diapositive
Programma
1. Huiswerk bespreken
2. Uitleg par. 2.1
3. Opdrachten maken en bespreken
4. Leerdoelen antwoorden
5. Afsluiten
Tijd over? Filmpje kijken
Par. 2.1 blz. werkboek blz. 27 opdrachten 1 en 2
Antwoord de leerdoelen in je schrift:
Hoe ging het met de Nederlandse economie in de 18e eeuw?
Wat is een beschrijvende, verklarende en waarderende vraag?
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
De Nederlandse economie (1)
Regenten (bestuurders), kooplieden en handelaren waren rijk.
Woonden in grote grachtenpanden in Amsterdam of in grote buitenhuizen (langs de Vecht)
Slide 5 - Diapositive
De Nederlandse economie
De nijverheid (beroepen waarbij iets gemaakt of bewerkt wordt) en handel gingen achteruit.
Bedrijven maken minder winst en er kwam steeds meer werkloosheid en armoede.
Slide 6 - Diapositive
Voor sommige families ging het wel goed...
Ze werden rijk in de 17e eeuw en leenden hun geld nu uit tegen rente.
De rijke probeerde de mooie banen in hun eigen of bevriende families te houden.
Zo erfden kinderen al op jonge leeftijd titels of kregen ze voorrang bij banen op basis van hun achternaam.
Gerard Bicker was een zoon van Andries Bicker, een van de machtigste koopmannen uit Amsterdam. Gerard had een goed leven. Hij hoefde dankzij de macht en rijkdom van zijn vader niet echt heel hard te werken. Hij zou zo'n 220 kilo hebben gewogen en werd in de volksmond ook wel "de dikke Bicker" genoemd.
Slide 7 - Diapositive
Historische vaardigheden.
Lezen, blz. 108
Beschrijvende vragen: als je meer wilt weten over een stituatie of verschijnsel in het verleden. Begint vaak met "hoe".
Verklarende vragen: als je wilt uitleggen waardoor iets is gebeurd. Begint vaak met "waarom".
Waarderende vragen: om te onderzoeken wat jij ergers van vindt. Je geeft een mening, bijv. "was het fijn".
Slide 8 - Diapositive
Sleep de kenmerken naar de juiste standen
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
De geestelijken
De adel
De boeren
Moest vechten
Moest werken
Moest bidden
Slide 9 - Question de remorquage
Afgelopen les... (2mhs)
De Nederlandse economie in de 18 eeuw:
- nijverheid en handel gingen achteruit.
- Bedrijven maken minder winst en er kwam steeds meer werkloosheid en armoede.
Rijke families lende geld uit tegen rente en werden rijker.
Slide 10 - Diapositive
Afgelopen les... (2mh2)
De standenmaatschappij
De Verlichting (beweging van mensen die ontstond in westerse landen, die vinden dat met het verstand alles kan worden verklaard).
Verlichte denkers: god grijpt niet in het leven van de mens.
Slide 11 - Diapositive
De drie standen
In de middeleeuwen had je in de samenleving drie standen:
Geestelijken
Adel
Boeren
Elke groep heette een stand. Letterlijk waar jij staat in de maatschappij, wat jouw plek is.
Slide 12 - Diapositive
Frankrijk vanaf 1700...
Ondernemers in de handel en nijverheid werden rijk, maar hadden minder rechten dan de geestelijken en de edelen.
Arbeiders en boeren waren heel arm.
Slide 13 - Diapositive
Standenmaatschappij
De bevolking was verdeeld in drie standen.
Slide 14 - Diapositive
De eerste stand: de geestelijkheid.
Tweede stand: adel
Slide 15 - Diapositive
Privileges (1)
Eerste en de tweede stand hadden privileges: - geen belasting betalen - eigen rechtbank - adel en geestelijkheid bezaten grond.
Slide 16 - Diapositive
De derde stand
Derde stand, 90% van de bevolking:
- Boeren in het platteland en de burgers in de steden.
- Groot verschilt in rijkdom: er waren armen en rijken in de derde stand:
De rijken: intellectuelen, beïnvloed door de Verlichting, hadden kritiek op de standenmaatschappij. Betaalde belasting, maar mochten niet meeregeren!
Slide 17 - Diapositive
Problemen...
Als de belastingen werden verhoogd moesten boeren dat betalen.
Ook bij een mislukte oogst moesten boeren belasting betalen.
Rijke burgers konden wel belasting betalen, maar wilden daarvoor graag inspraak in het bestuur.
Kortom: 3de stand betaalde alle beslasting, ze werden steeds armer.
Ontevredenheid overheerst!
Slide 18 - Diapositive
De Verlichting
Beweging van mensen die vinden dat met het verstand alles kan worden verklaard en dat de maatschappij op het verstand gebaseerd moet zijn.
Ontstond in de 18e eeuw in de westerse landen.
Slide 19 - Diapositive
Verlichte denkers
God grijpt niet rechtstreeks in het leven van de mens.
Godsdienst is niet iets wat je kan bewijzen.
Aanhangers van verschillende godsdiensten moesten verdraagzaam zijn tegenover elkaar.
Alle mensen zijn gelijk geboren.
Slide 20 - Diapositive
In wat geloven de aanhangers van de Verlichting?
Mensenrechten: omdat alle mensen gelijk geboren zijn, hebben we allemaal dezelfde rechten. Bijv. vrijheid van godsdienst en van meningsuiting.
Rechtsstaat: een staat waarin de wet voor iedereen gelijk is en iedereen, ook de koning, aan de wet moet houden.
Grondwet: papier waar staat hoe het land werd geregeerd en de rechten van de burgers zijn (grondrechten).