Grammatica 1 - Word order - woordvolgorde

Word order - Woordvolgorde
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Word order - Woordvolgorde

Slide 1 - Diapositive

Woordvolgorde

Slide 2 - Carte mentale

Today
  • What types of words makes up a sentence?
  • How do I write a correct English sentence?
  • What should I pay attention to when formulating sentences in English?

Slide 3 - Diapositive

Woordvolgorde
Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houd een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden
I - am walking - to school - today.
Wie - doet? - wat? - wanneer?

(Yesterday ) She - bought - a blue dress. 
(wanneer?) - wie? - doet? - wat/wie? - waar? - wanneer?

They - are - usually - at the gym - on Mondays.
wie? - doet? - (hoe vaak)?- wat? - waneer? 


Let op:
Adverbs of Time are: 
and can be placed infront or at the end of a sentence.

Adverbs of Frequecy are:  
and can be placed before the verb or at the beginning>>????/?

Slide 6 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde:
He - to the market - on - always - Sundays - goes

Slide 7 - Question ouverte

Woordsoorten
Elk Engels woord hoort bij een woordsoort.
I - we = persoonlijke voornaamwoord
go = werkwoord
to the zoo = plaatsbepaling
always = bijwoord van frequentie
the = lidwoord

Slide 8 - Diapositive

Belangrijke woorden
Bijwoorden van frequentie geven aan hoe vaak iets gebeurt in een zin. Bijvoorbeeld: always, never, sometimes, usually.

Deze woorden staan altijd bij de werkwoorden:
1. bij één werkwoord staan ze ervoor, behalve bij am/are/is/was/were
2. bij twee of meer werkwoorden altijd achter het 1e werkwoord.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden
I always go to the swimming pool on Friday.
They never watch television at home.
He usually drinks a beer in the weekends.

Slide 10 - Diapositive

Tijd en plaats in de zin
* De tijdsbepaling (wanneer iets gebeurt) mag vooraan of achteraan in de zin.
*Je mag de tijd alleen vooraan zetten als dat het belangrijkste in de zin is.

When did you see him? > Yesterday I saw him.

Slide 11 - Diapositive

Tijd en plaats in de zin.
Eerst komt de plaatsbepaling en dan de tijdsbepaling in de zin.
Ezelsbruggetje: patat - toetje.
plaats - tijd.

I saw him at the supermarket last week.
We went to Mexico two years ago.

Slide 12 - Diapositive

Game: Duplo Blokken
Opdracht C1.02

Slide 13 - Diapositive

Flash Cards/ Boards
  • I will  give you all a part of a sentence.( a word ) 
  • Work together to arrange a correct English sentence.
  • Stand in the front of the class in the correct order so that the sentence makes sense.

Slide 14 - Diapositive

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 15 - Question ouverte

Wat vind ik nog lastig aan de woordvolgorde?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Lien

Slide 18 - Lien