1.7 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

1.7 grammatica

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!!!!

Werkwoord?

= een 'doe' woord

Lopen, rennen, fietsen, huilen, eten, lachen

noem werkwoorden

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

1. Vraag wie/wat iets doet
2. Zet de zin in een andere tijd
3. Maak een vraag van de zin
4. Alle werkwoorden samenvoegen

Wij hebben gisteren hardgelopen.
Persoonsvorm?

1. wij
2. Hebben
3. Hebben hardgelopen
4. gisteren

Wat is de persoonsvorm?

Vandaag ben ik vrolijk.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wij halen morgen een hond uit het asiel.

1. hond
2. morgen
3. wij
4. halen

Wat is een zinsdeel?

Zinsdelen zijn stukjes van de zin die bij elkaar horen.

=zinsdeel 1

=zinsdeel 2

zinsdeel 3->

zinsdeel 4->

Hier zijn dus 4 zinsdelen:

In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?

1. Ik/ga naar/school
2. Ik ga/naar/school
3. Ik/ga/naar school
4. Ik/ga/naar/school

Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde: 

bestaat uit alle werkwoorden in een zin! 

Gaat Joris vanavond skaten?

Het werkwoordelijk gezegde =

1. gaat
2. Joris
3. vanavond
4. gaat skaten

Morgen ga ik lopend naar school.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. ga
2. ga lopend
3. lopend

Onderwerp

Degene of datgene wat iets DOET of iets IS in de zin.

VRAAG: WIE (soms: WAT) + PV?

Wij en jullie en alle anderen / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.

Een onderwerp begint NOOIT met een voorzetsel (met, in, op, enzovoort)

OW?
De winnaar van de loterij kocht direct een Ferrari.

OW?
Heeft die gymleraar van jullie een nieuw voetbalteam samengesteld?

opdrachten maken

1.7 grammatica

blz 56 t/m 58 

opd 1 t/m 4 maken