GRAMMATICA ZINSDELEN LES 1 - WEEK 21 2023

GRAMMATICA
 ZINSDELEN

Nieuw Nederlands
1 havo/vwo
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

GRAMMATICA
 ZINSDELEN

Nieuw Nederlands
1 havo/vwo

Slide 1 - Diapositive

grammatica
zinsdelen

Slide 2 - Carte mentale

Lesdoel:
Na de les:

  • weet je weet wat een stappenplan is;
  • weet je wat de verplaatsingsproef is; 
  • kun je zinnen verdelen in zinsdelen;
  • kun je het onderwerp, de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Stappenplan grammatica zinsdelen


Zinnen ontleed je altijd in een bepaalde volgorde.
Zo'n volgorde noemen we ook wel een "stappenplan"

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm (PV)

De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.


- TIJDPROEF;

- GETALPROEF;

- VRAAGPROEF.


Alles voor de pv is één zinsdeel!

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Overige werkwoorden

Zoek de overige werkwoorden in een zin.

Zet er een streepje voor en achter.


Wij / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.


De persoonsvorm én de overige werkwoorden uit een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde

- Soms staat het woordje te erbij:

Vb: Hij | besloot | daarheen | te gaan.


- Soms staat het woordje aan het erbij:

Vb: Mijn vader | was | hard | aan het zingen | in de badkamer.

Slide 10 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde

- Soms staat het hele werkwoord uit elkaar (scheidbaar werkwoord)

Vb: uitnodigen --> Hij | nodigt | zijn vrienden | uit.


- Soms is er een uitdrukking die met het werkwoord te maken heeft:

Vb: de draak steken met iemand, tegen de lamp lopen

Cabaretiers | mogen| graag/ de draak steken| met bekende landelijke politici.

Slide 11 - Diapositive

Zinsdelen

Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort. 


Wij en jullie en alle anderen / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.



Slide 12 - Diapositive

De zin verdelen
Zinsdelen kunnen dus uit één of meerdere woorden bestaan.

Om zinsdelen te vinden,
hussel je de zin door elkaar.

Alles wat vóór de persoonsvorm
staat of kan staan is één zinsdeel.

Slide 13 - Diapositive


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Hij gaf de lastige klus aan zijn slimme collega.
A
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn | slimme collega.
B
Hij gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.
C
Hij | gaf | de lastige klus | aan zijn slimme collega.
D
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.

Slide 14 - Quiz


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


In het ondergondse gangenstelsel zoekt de mol zijn voedsel: wormen.
A
In het ondergrondse gangenstelsel zoekt| de mol| zijn voedsel | wormen.
B
In het ondergrondse | gangenstelsel | zoekt | de mol| zijn voedsel: wormen.
C
In het ondergrondse gangenstelsel | zoekt | de | mol | zijn voedsel: wormen.
D
In het ondergrondse gangenstelsel| zoekt| de mol| zijn voedsel: wormen.

Slide 15 - Quiz

Onderwerp

Degene of datgene wat iets DOET of iets IS in de zin.


VRAAG: WIE (soms: WAT) + PV?


Wij en jullie en alle anderen / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.


Een onderwerp begint NOOIT met een voorzetsel (met, in, op, enzovoort)



Slide 16 - Diapositive

PV?
De eerste schoolweken vlogen voorbij.

Slide 17 - Question ouverte

PV?
Zou u ons werkstuk kunnen nakijken, mevrouw?

Slide 18 - Question ouverte

WG?
Op welke camping zouden jullie deze zomer jullie vakantie willen doorbrengen?

Slide 19 - Question ouverte

WG?
Jessie liet haar vork kletterend op de grond vallen.

Slide 20 - Question ouverte

WG?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 21 - Quiz

WG?
Claudia nodigt veel vrienden uit op haar verjaardag.
A
nodigt
B
nodigt uit
C
nodigt vrienden uit

Slide 22 - Quiz

WG?
Maak jij je veters goed vast voor de wedstrijd?
A
maak
B
jij
C
maak jij vast
D
maak vast

Slide 23 - Quiz

WG?
Tijdens het verhoor voelden de agenten de arrestant flink aan de tand

Slide 24 - Question ouverte

OW?
De winnaar van de loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 25 - Question ouverte

OW?
Heeft die gymleraar van jullie een nieuw voetbalteam samengesteld?

Slide 26 - Question ouverte

OW?
Zullen wij hun deze som even uitleggen?

Slide 27 - Question ouverte

OW?
Welke kapper heeft voor haar al die kraaltjes in haar haar gevlochten?

Slide 28 - Question ouverte

Is het lesdoel voor jou behaald en heb je goed gewerkt? 



Ja/nee/gedeeltelijk, want ...
Lesdoel:

Na de les:


  • weet je weet wat een stappenplan is;
  • weet je wat de verplaatsingsproef is;
  • kun je zinnen verdelen in zinsdelen;
  • kun je het onderwerp, de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen.

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag!

- Bestudeer de theorie op bladzijde 204, 208 en 212 van jullie leerboek;
- Leer het stappenplan uit je hoofd;
- Maak opdracht 2 + 4op bladzijde 212 en 213 van je leerboek

Slide 30 - Diapositive