Unidad 5: ¡Qué bonito!

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

unidad 5

¡Qué bonito!

Inhoud

• het voorzetsel 'para'
• een datum noteren in het Spaans
• herhaling lidwoorden
• kleding en kleuren
• naar de prijs vragen
• getallen t/m 100
• het aanwijzend voornaamwoord

Het voorzetsel 'para'

¿Cuándo es tu cumpleaños?

In het Spaans noteer je een datum als volgt:

 

Voorbeelden:

* ¿Cuándo es tu cumpleaños?  (Wanneer is jouw verjaardag)

- Mi cumpleaños es el 30 de septiembre

(in Spanje zeggen ze: de 30e van september)

* ¿Qué fecha es hoy? (Welke datum is het vandaag?)

-  Hoy es el 20 de marzo de 2020

enero

febrero

marzo

abril

mayo

junio

julio

agosto

septiembre

octubre

noviembre

diciembre

el dag + de maand + de jaar 

La ropa y los colores

Waar moet je op letten:

• Om te vertellen welke kleding je draagt gebruik je het werkwoord 'llevar'. 
  
• Als je bijvoeglijke naamwoorden (ook kleuren) gebruikt, moet je deze soms aanpassen aan het zelfstandig naamwoord:

Lleva unos zapatos baratos. 

Llevo un bañador amarillo.

Llevan unas camisetas caras. 

Let op!
Gebruik altijd un / una / unos / unas

* lleva unos zapatos  baratos = Hij/zij draagt een paar goedkope schoenen.

* llevo un bañador amarillo = Ik draag een gele zwembroek.

* llevan unas camisetas caras = Zij dragen (een aantal) dure t-shirts.

Los colores/ Vocabulario

Una falda azul.

Un bañador gris. 

Unos pantalones cortos negros.

Un vestido rojo. 

Unas gafas amarillas.

Una sudadera rosa.

Una chaqueta verde.

Los colores

Let op:

Een aantal kleuren heeft voor mannelijk en vrouwelijk dezelfe vorm. Dit zijn:

• verde / azul / marrón / gris
• rosa (un vestido rosa / una gorra rosa)
• naranja (unos zapatos naranjas / una falda naranja)
• violeta

Bijvoeglijk naamwoorden: kleding 

1. Un vestido bonito -        el vestido

2. Una falda cara-                la falda 

3. Botas grandes-                la bota

www.ver-taal.com

Naar de prijs vragen

¿Cuánto cuesta ……….…? = Wat kost………?

¿Cuánto cuestan………….? = Wat kost(en)…..?

Voorbeelden:

¿Cuánto cuesta esta camiseta? (Wat kost dit t-shirt?)

 --- La camiseta cuesta cuarenta euros.

 ¿Cuánto cuestan las gafas de sol? (Wat kost de zonnebril?)

--- Las gafas de sol cuestan treinta y ocho euros.

Let goed op:
Wanneer gebruik je cuesta en wanneer cuestan?

0

Los números del 0 al 100

Bij de getallen tot en met 100 moet je goed op de schrijfwijze letten. 

Kijk op blz. 60 van je tekstboek voor alle getallen.

Getallen t/m 29 worden aan elkaar geschreven:

• 22 = veintidós
• 18 = dieciocho

Vanaf 31 worden getallen los geschreven:

• 31 = treinta y uno
• 88 = ochenta y ocho

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

Druk op de rode knop. Kijk daarna het filmpje op de volgende dia.

Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands: deze/dit of die/dat.

Aanwijzend voornaamwoord in het Spaans. 

Kijk ook in je boek op blz. 72.

aquí(hier)

ahí (daar)

afstand 

tot 

spreker

enkelvoud

meervoud

MNL.

VR.

VR.

MNL.

este

ese

esta

esa

estos

esos

estas

esas

(deze,dit)

(die, dat)

vertaling

Voorbeelden:

1. Dit t-shirt is rood.                         Esta camiseta es roja.

2. Hoeveel kost die zonnebril?     ¿Cuánto cuestan esas gafas de sol?

Ezelsbruggetje!

esTe, esTa --> dichtbij, hoe dichterbij hoe meer (letters) je kunt zien;

ese, esa --> verweg, want je kunt minder (letters) zien

Dus bij het aanw vnw let je op:

• het aanw. vnw richt zich naar het zelfst nw; het krijgt dezelfde 'vorm' als het zelfst nw: estas gafas, estos pantalones, esta falda
• Er zijn vormen die verwijzen naar iets wat zich dichtbij bevindt (in NL: deze, dit) en zaken die zich ver weg bevinden (in NL: die, dat)

noem vier kleuren
in het Spaans

vertaal in het Spaans: de jurk

1. la falda
2. el vestido
3. el guante
4. el jersey

vertaal in het Spaans: de spijkerbroek

1. las gafas
2. los pantalones
3. los vaqueros
4. los guantes

vertaal in het Spaans:
de kantoor- boekhandel

1. la heladería
2. la librería
3. la papelería
4. la zapatería

vertaal in het Spaans: januari

Hoe zeg je in het Spaans:
5 december

Zoek de fout in de zin:
Juan llevas un jersey naranja.

1. llevas
2. un
3. naranja

Vertaal de volgende zin in het Spaans:
Ik draag een zwarte spijkerbroek

Welk woord in de zin is fout:
Los domingos mis hermanos siempre llevan unos zapatos naranjos.

Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands deze/dit of die/dat.

Tip

de kleur naranja (oranje) is een van die kleuren die voor mannelijk en vrouwelijk dezelfde vorm heeft.

1. llevan
2. unos
3. naranjos

¿En qué tienda compras una carpeta?
(In welke winkel koop je 'una carpeta')?

1. la papelería
2. la tienda de ropa
3. la heladería
4. la panadería

zoek de fout in de zin:
Estas falda es muy bonita.

1. estas
2. falda
3. muy
4. bonita

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in:
(dit) chica es muy guapa

1. este
2. estos
3. esta
4. estas

Vul het juiste aanw voornaamwoord in: (deze) pantalones son demasiado largos.

1. este
2. esta
3. estos
4. estas

¿Como se dice en español "16"?

1. dieciséis
2. veintiséis
3. seis
4. diecisiete

¿Cómo se dice en español "49"?

1. cauranta y nuebe
2. nueve y cuarenta
3. treinta y ocho
4. cuarenta y nueve

¿Qué significa "setenta y ocho"?

1. 88
2. 78
3. 67
4. 87

¿Cómo se escribe "31" en español?

¿Cómo se escribe "92" en español?

00:24

Wat betekent 'los vaqueros?

00:35

Wat betekenen de woorden 'amarillo' y 'negro'

1. wit en zwart
2. licht en donker
3. geel en zwart

01:17

Wat zou 'me llevo los dos' in het Nederlands betekenen?

02:01

Wat betekent het woord 'demasiado'?

1. heel
2. niet
3. te
4. weinig

02:29

Voor het woord 'camiseta' hebben we in het Nederlands twee vertalingen. Welke zijn dat?

1. blouse
2. t-shirt
3. hemdje / top
4. vestje

02:44

Waarom is de moeder een beetje geïrriteerd?

03:03

Wat betekent 'la maleta'?

1. sluiten
2. slaapkamer
3. de koffer
4. het strand

03:33

Wat zijn de vader en dochter uiteindelijk toch nog vergeten?

1. zonnebril
2. hoed
3. handdoek
4. zwemkleding