Werkwoordspelling oefenen 11 april 2025

Werkwoordspelling oefenen 
11 april 2025
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling oefenen 
11 april 2025

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Ik kan de werkwoorden in de juiste tijd schrijven

Slide 2 - Diapositive

Wat moet je doen?
Zet de persoonsvorm in de zinnen in de verleden tijd
Gebruik je spellingmapje

Succes!

Slide 3 - Diapositive

Wat moet je doen?
Zet de persoonsvorm in de zinnen in de verleden tijd
Gebruik je spellingmapje

Succes!

Slide 4 - Diapositive

(stoppen vt) Toen de juf struikelde _________ de kinderen met lachen.

Slide 5 - Question ouverte

(fluisteren vt) Jij_________ gisteren veel te zacht.

Slide 6 - Question ouverte

(vouwen vtt)Wij ______ het papier_______.

Slide 7 - Question ouverte

(zwijgen vt) Afgelopen woensdag ____________Fred de hele dag.

Slide 8 - Question ouverte

(kopen tt)Hij _________ een bosje bloemen voor zijn tante.

Slide 9 - Question ouverte

(luisteren vt)Toen__________ je erg goed naar de uitleg.

Slide 10 - Question ouverte

(trekken tt) Jelmer _________ het papier uit de kast.

Slide 11 - Question ouverte

(worden tt) Ik ________ vandaag 12 jaar.

Slide 12 - Question ouverte

(knippen vt) Vorige week _______ ik de zegeltjes van het bonnetje.

Slide 13 - Question ouverte

(tekenen vt) Jij ________ vroeger altijd konijnen.

Slide 14 - Question ouverte

(antwoorden tt) Jij ________ waarom je niet meedoet.

Slide 15 - Question ouverte

(kopen vt) Hij _______ een nieuwe trui.

Slide 16 - Question ouverte

(blazen tt) Theo _________ op zijn blokfluit.

Slide 17 - Question ouverte

(helpen vt) Toen _______ jij ook al vaak.

Slide 18 - Question ouverte

(vergroten tt) Jij ________ steeds je leefgebied..

Slide 19 - Question ouverte

(leven vt) Mijn tante _______ tot vorig jaar in grote luxe.

Slide 20 - Question ouverte

(parkeren vt) Vroeger _________ jullie je fiets altijd in de tuin.

Slide 21 - Question ouverte