Grammatica de jongen de vos en het paard
1 / 24
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm?
Ik ben zo klein.
Ik ben zo klein.
A
Ik
B
ben
C
zo
D
klein
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Wat is het onderwerp?
Ik ben genoeg.
Ik ben genoeg.
A
Ik
B
ben
C
genoeg
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik heb het geleerd.
Ik heb het geleerd.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
Ik eet elke dag een taartje.
Ik eet elke dag een taartje.
A
Ik
B
eet
C
elke dag een taartje
D
een taartje
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
Ik heb een glas.
Ik heb een glas.
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
Je moet je eigen waarden niet afmeten.
Je moet je eigen waarden niet afmeten.
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Wat is het meewerkend voorwerp?
“Wat is het moedigste dat je ooit hebt gezegd?”, vroeg de jongen aan het paard.
“Wat is het moedigste dat je ooit hebt gezegd?”, vroeg de jongen aan het paard.
A
het moedigste
B
dat je ooit hebt gezegd
C
aan het paard
D
vroeg de jongen aan het paard
Slide 18 - Quiz
Hoeveel persoonsvormen in deze zin?
“Wat is het moedigste dat je ooit hebt gezegd?”, vroeg de jongen aan het paard.
“Wat is het moedigste dat je ooit hebt gezegd?”, vroeg de jongen aan het paard.
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
Wat is het meewerkend voorwerp?
En het paard gaf de vos een kus.
En het paard gaf de vos een kus.
A
het paard
B
gaf
C
de vos
D
een kus
