3.4 Dieren

3.4 Dieren
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.4 Dieren

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

Sporenplant
Sporenplant
Zaadplant
Zaadplant
Mos
Varen
Bloem
Gras

Slide 3 - Question de remorquage


In de afbeelding
zie je
A
sporendoosjes
B
sporenhoopjes
C
voortplantingscellen van een mos
D
zaden van een zaadplant

Slide 4 - Quiz

Roy zegt: Bacteriën planten
zich voort door deling

Emily zegt dat bacteriën zich voeden met dode resten van organismen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
Roy: waar Emily: niet waar
D
Roy: niet waar Emily: waar

Slide 5 - Quiz

Hoeveel bacteriën heb je na een uur delen als de bacterie zich om de 30 minuten deelt?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 6 - Quiz

Vul in:

Met ... 1 ... kun je ... 2 ... doden.
Dat doe je omdat deze ziekten veroorzaken
A
1: schimmels 2: sporen
B
1: bacteriën 2: schimmels
C
1: sporen 2: schimmels
D
1: antibiotica 2: bacteriën

Slide 7 - Quiz

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 8 - Question de remorquage


Een cel van een schimmel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 9 - Quiz

Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen

Slide 10 - Quiz

Welke hoort niet thuis bij de 4 rijken?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Planten

Slide 11 - Quiz

3.4 Dieren

Slide 12 - Diapositive

Leerdoelen 
- Je kunt dieren indelen aan de hand van skelet.

- Je kunt dieren indelen in sponsdieren, neteldieren, wormen, weekdieren, stekelhuidigen, geleedpotigen en gewervelden. 

Slide 13 - Diapositive

Leerdoelen
3.2.3 Je kunt kenmerken noemen van vijf groepen gewervelde dieren.


Op aarde zijn ongeveer 1,3 miljoen soorten dieren bekend. Bijna 60 000 soorten zijn gewervelde dieren.

Slide 14 - Diapositive

Indeling van het dierenrijk
Alle dieren van de wereld hebben dezelfde celkenmerken: Celkern, geen celwand, geen bladgroenkorrels. 
Het dierenrijk heeft 8 stammen. Bij het indelen van een dier wordt naar verschillende dingen gekeken. 

Slide 15 - Diapositive

Skelet
Om de dieren in te delen in hun groep wordt er bv. naar het skelet gekeken. Het skelet kan dan verschillend zijn:
inwendig skelet: botten aan de binnenkant, zoals wij
uitwendig skelet schelpen of harnas aan de buitenkant: schelpdieren, insecten, kreeften, enz.
geen skelet: kwallen, wormen

Slide 16 - Diapositive

Sponzen

Kenmerken:

- meercellig

- uitwendig skelet

- leven in het water (zitten meestal vast op de bodem van de zee)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Neteldieren

Kenmerken:

- meercellig

- meestal geen skelet

- leven in water

vangen hun prooi met 

   tentakels

(kwallen en anemonen)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Wormen

Kenmerken:

- Meercellig

geen skelet

lichaam is lang en dun 

- leven in water en op land

Bloedzuiger
Regenworm
Lintworm

Slide 21 - Diapositive

Weekdieren

Kenmerken:

- Meercellig

- Meestal een schelp of huisje

   als skelet, soms een inwendig skelet of soms geen skelet

- Leven in water en op land.

Bv. Schelpdieren, inktvissen, slakken

Inktvis
Slak
Schelpdier

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Stekelhuidigen

Kenmerken:

- meercellig

inwendig skelet (kalk)

- de huid is bedekt met stekels 

   of knobbels

- leeft op de bodem van de zee

Bv: zeesterren, zeeëgels

Zee-egel
Zeester
Zeelelie

Slide 24 - Diapositive

Gewervelde en geleedpotigen


Doen we de volgende les. 

Slide 25 - Diapositive

Aan het werk! Bio voor Jou
Wat? 3.4 Dieren - opdrachten 1 t/m 7

Klaar? Test Jezelf van 3.4 



Slide 26 - Diapositive

Quizje?

Slide 27 - Diapositive

Gewerveld
Ongewerveld
Sleep naar het juiste vak

Slide 28 - Question de remorquage


De zee-egel is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch
D
tri-symmetrisch

Slide 29 - Quiz


De aquariumslak behoort tot de stam
A
neteldier
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
stekelhuidigen

Slide 30 - Quiz

Verschuif elk dier naar de juiste groep
gewervelden
ongewervelden
schildpad
vlieg
hamster
zeester
walvis
vlinder

Slide 31 - Question de remorquage


Een nijlpaard is een zoogdier. Welk kenmerk van zoogdieren bezit het nijlpaard niet?
A
longen
B
wervelkolom
C
huid met haren
D
levendbarend

Slide 32 - Quiz

Als jongen van gewervelde dieren niet uit eieren komen maar uit de moeder, noem je deze dieren
A
zogen
B
levendbarend
C
bevalling met eieren zonder schaal
D
die planten zich niet voort

Slide 33 - Quiz



Bekijk de huid van de vleermuis.
Hoe plant de vleermuis
zich voort?
A
levendbarend
B
eieren met een leerachtige schaal
C
eieren zonder schaal
D
eieren met een kalkschaal

Slide 34 - Quiz


Wie legt eieren zonder schaal om zich voort te planten?
A
vissen en reptielen
B
reptielen en amfibieën
C
amfibieën en vissen
D
vissen, amfibieën en reptielen

Slide 35 - Quiz



Pinquïns
A
Huid: veren Ademhaling: longen
B
Voortplanting: ei kalkschaal Ademhaling: door de huid
C
Voortplanting : ei kalkschaal Ademhaling: Kieuwen
D
Huid: veren Ademhaling: Kieuwen

Slide 36 - Quiz



De leguaan heeft droge schubben.
Hoe haalt de leguaan adem?
A
longen
B
kieuwen
C
uitwendige kieuwen, longen en door de huid
D
eerst met kieuwen, daarna door de huid

Slide 37 - Quiz

Welk dier legt eieren en is heeft veren?
A
dolfijn
B
pad
C
vos
D
buizerd

Slide 38 - Quiz

Zogen:
Het voeden van moedermelk aan een jong dier
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 39 - Quiz

Levendbarend: Dieren waarvan de jongen niet uit eieren, maar uit de moeder komen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 40 - Quiz

Een jonge zeehond heeft een witte vacht. Een volwassen dier heeft een bruine of grijze.

Hoe plant de zeehond zich voort?

A
levendbarend
B
eieren met een leerachtige schaal
C
eieren zonder schaal
D
eieren met een kalkschaal

Slide 41 - Quiz