Proeftoetsen

Wonen in Nederland: 
Stedelijke vraagstukken
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wonen in Nederland: 
Stedelijke vraagstukken

Slide 1 - Diapositive

Bespreken proeftoetsen
Telefoon in de telefoontas

Niet gemaakt, geen zin om mee te doen -> op de gang aan het werk gaan

Antwoorden doornemen, wees kritisch op je eigen antwoord



Slide 2 - Diapositive

Vraag 1A
Beredeneer welke invloed de sluiting van de mijnen had op het voorzieningen niveau in Parkstad Limburg 

Uit de redenering moet blijken dat door het sluiten van de mijnen
  •  • veel inwoners werkloos werden / minder geld te besteden hadden [1p]
  •  • zodat allerlei voorzieningen verdwenen / het voorzieningenniveau afnam [1p]

Slide 3 - Diapositive

Vraag 1B
De leeftijdsopbouw van de bevolking van Parkstad Limburg verschilt van die in de Randstad. Geef een verschil tussen de leeftijdsopbouw van Parkstad Limburg en de Randstad. 

Juiste verschillen zijn:
  •  Parkstad Limburg heeft een groter aandeel ouderen.
  •  Parkstad Limburg heeft een kleiner aandeel jongeren.
  •  De gemiddelde leeftijd van de bevolking in Parkstad Limburg is hoger.

Slide 4 - Diapositive

Vraag 1C
Gebruik kaartblad 52. Veel Nederlandse steden trekken tegenwoordig creatieve industrie en hoogwaardige dienstverlening aan. Om dit in Parkstad Limburg ook te bereiken kan de overheid investeren in de bewoners. 2p 29 Beredeneer welke investering in de bewoners de overheid op basis van kaartblad 52 het beste kan doen. 

Uit de redenering moet blijken dat 
  • • de overheid het beste kan investeren in het verhogen van het opleidingsniveau van de bevolking [1p] 
  • omdat het gemiddelde opleidingsniveau in Parkstad Limburg laag is (en dat voor aantrekken van creatieve industrie en hoogwaardige dienstverlening veel hoogopgeleide inwoners nodig zijn) [1p].

Slide 5 - Diapositive

VRaag 2A
Schrijf de letters A, B en C van de foto’s op je antwoordblad en zet achter elke letter de naam van de juiste buurt. 

A - Oude Westen B – Pendrecht C - Nesselande [alles goed 1p]

Slide 6 - Diapositive

Vraag 2B
Geef een argument voor de gemeente Rotterdam om in probleemwijken een deel van de huurwoningen te veranderen in koopwoningen. 

Voorbeelden van een juist argument zijn [per juist argument 1p]:
  •  Het bouwen van koopwoningen trekt mensen met hogere inkomens aan en zij veroorzaken doorgaans minder overlast in wijken.
  •  Bewoners besteden doorgaans meer aandacht aan het onderhoud van hun woning / de leefbaarheid van de woonomgeving als ze in een koopwoning / een eigen huis wonen.


Slide 7 - Diapositive

Vraag 2C
Gebruik bron 3. De gemeente Rotterdam wil in één van de drie buurten uit bron 3 investeren om de veiligheid van de buurt te verbeteren. Op basis van de score op de veiligheidsindex zou vooral Oude Westen in aanmerking komen voor deze investering. Toch zou ook gekozen kunnen worden om juist te investeren in Pendrecht. Geef twee, uit de bron af te leiden, argumenten om te investeren in Pendrecht in plaats van in het Oude Westen

Voorbeelden van juiste argumenten zijn [per juist argument 1p]:
  •  Pendrecht heeft van alle buurten het laagste percentage bewoners dat tevreden is over de
  • eigen buurt.
  •  Pendrecht heeft relatief veel portiek- of galerijflats (die veiligheid niet bevorderen).
  •  Pendrecht heeft een lager percentage bewoners dat langer (dan 15 jaar) in de wijk blijft
  •      wonen dan het Oude Westen.

Slide 8 - Diapositive

VRaag 5A
Geef een fysieke en een sociale reden voor wijkverbetering zoals die bijvoorbeeld in Zwolle plaatsvindt. 

  • fysieke reden: meergezinswoningen/flats zijn verouderd / woningen van slechte kwaliteit [1p];
  •  sociale reden: overlast, verloedering, concentratie probleemgezinnen [1p]


Slide 9 - Diapositive

Vraag 5B
Op foto A staan oude woningen (flats) en nieuwe woningen (laagbouw). Beredeneer voor één van deze soorten woningen hoe kenmerken van deze woningen de sociale veiligheid in de wijk beïnvloeden. 

Voorbeelden van een juiste redenering zijn:
  • De oude woningen (flats) hebben gemeenschappelijke entrees / trappenhuizen [1p] waar weinig toezicht / weinig sociale controle is [1p] of
  • De nieuwe woningen staan aan de straat / hebben een begane grond / terras [1p] waardoor er meer zicht is op wat er op straat gebeurt / meer sociale controle is [1p]


Slide 10 - Diapositive

Vraag 5C
Door de wijkverbetering in Holtenbroek hoopt de gemeente Zwolle nieuwe wijkbewoners met hogere inkomens aan te trekken. De gemeente hoopt dat door de komst van deze mensen de leefbaarheid in de wijk toeneemt.
Geef twee redenen waarom de komst van hoge inkomensgroepen niet altijd leidt tot een grotere sociale cohesie in de wijk.

Voorbeelden van juiste redenen zijn [per juiste reden 1p] :
  • Mensen met hoge inkomens hebben hun sociale netwerk elders / niet in de wijk.
  • Mensen met hoge inkomens leiden vaak een druk bestaan / zijn niet veel thuis.
  • Bewoners met hoge inkomens vinden niet altijd aansluiting bij / worden niet altijd
  • geaccepteerd door de andere bewoners.

Slide 11 - Diapositive

Vraag 5D
 Stelling: Als gevolg van de bouw van een wijkcentrum kan de sociale cohesie in deze wijk wel verbeteren. Geef een passende argumentatie bij deze stelling. 

  • Uit de argumentatie moet blijken dat een wijkcentrum ervoor kan zorgen dat bewoners met elkaar in contact komen [1p]; waardoor ze meer rekening met elkaar zullen houden / elkaar minder overlast zullen bezorgen / elkaar eerder aanspreken op ongewenst gedrag [1p] 

Slide 12 - Diapositive

Vraag 6A
 Geef twee kenmerken van de negentiende-eeuwse wijken waardoor er in deze wijken gentrification kan optreden. 


Voorbeelden van juiste kenmerken zijn (per juist kenmerk [1p]):
  • de ligging vlakbij het centrum
  • de nabijheid van een station / de aanwezigheid van goed openbaar vervoer



Slide 13 - Diapositive

Vraag 6B
Gebruik onderstaande tabel. Hierin zijn de overheersende kenmerken van de oorspronkelijke bewoners vervangen door de letter A en de kenmerken van de nieuwe bewoners door de letter B. Geef twee sociaaleconomische kenmerken van de oorspronkelijke bewoners die in de bron bij de letter A horen. 

Voorbeelden van juiste sociaaleconomische kenmerken van de zittende bewoners zijn (per juist kenmerk [1p]):
  • laag inkomen
  • laag opleidingsniveau / laaggeschoold werk

Slide 14 - Diapositive

Vraag 6C
Geef twee voorbeelden van groepen wijkbewoners die in de bron bij de letter B horen. 

  • Studenten [1p] en kunstenaars [1p]. 

Slide 15 - Diapositive

V raag 7 A
Geef een demografisch en een sociaaleconomisch kenmerk van deze nieuwe
stedelingen.

Juiste demografische kenmerken zijn [1p] :
  • Het zijn vooral twintigers en dertigers.
  • Ze hebben geen of jonge kinderen.
Juiste sociaaleconomische kenmerken zijn [1p] :
  • Ze zijn werkzaam in de creatieve sector / zakelijke dienstverlening.
  • Ze zijn hoogopgeleid.
  • Ze hebben relatief hoge inkomens.

Slide 16 - Diapositive

Vraag 7B
De laatste decennia komen nieuwe stedelingen naar de stad toe en dit gaat gepaard met een verandering in het voorzieningenniveau in met name de negentiende-eeuwse wijken. Geef aan hoe de aard van de voorzieningen in de negentiende-eeuwse wijken verandert met de komst van de nieuwe stedelingen. 

  • Uit het antwoord moet blijken dat de voorzieningen luxer worden [1p].

Slide 17 - Diapositive

Vraag 7C
Beredeneer dat de komst van de nieuwe stedelingen uiteindelijk kan bijdragen aan een grotere ruimtelijke segregatie in Amsterdam. 

  • Een juiste redenering is: Door de komst van de nieuwe stedelingen gaan de prijzen voor woningen (in met name 19e eeuwse wijken) omhoog [1p]; zodat de oorspronkelijke, armere inwoners verhuizen naar wijken met goedkopere woonruimten (waardoor concentraties van arme en rijke bewoners ontstaan) [1p].


Slide 18 - Diapositive

Vraag 7D
De kenniseconomie concentreert zich vooral in een bepaald deel van de Randstad. Geef aan in welk deel van de Randstad de kenniseconomie zich vooral concentreert; en uit welke atlaskaart je dit kunt afleiden. 

  • de Noordvleugel [1p]; atlaskaart 60C of 66C of 67C [1p]


Slide 19 - Diapositive

Vraag 8A
Geef van de suburbanisatie nog een demografisch gevolg voor de grote steden én een economisch gevolg voor de grote steden. 

Juiste demografische gevolgen zijn [1p] :
  • De bevolking vergrijsde.
  • Het aandeel alleenstaanden nam toe.
  • Het aandeel (jonge) gezinnen nam af.
Juiste economische gevolgen zijn [1p] :
  • Steden kregen minder inkomsten (door het wegtrekken van koopkrachtige
  •     bevolking / mensen met midden- en hoge inkomens).
  • Het aandeel inwoners dat moet leven van een laag inkomen nam toe.

Slide 20 - Diapositive

Vraag 8B
Gebruik de atlas. Vanaf de jaren negentig van de twintigste eeuw werden VINEX-locaties ontwikkeld. Bij ’s-Hertogenbosch is behalve Haverleij nog een andere VINEX-locatie ontwikkeld. Geef de naam van deze andere VINEX-locatie bij ’s-Hertogenbosch; en beschrijf daarna de twee doelen die de overheid met het VINEX-beleid wilde realiseren. 

  • De Groote Wielen [1p]; 
  • Juiste doelen zijn (per juist antwoord [1p] max 2) :
  • − het terugdringen van de automobiliteit
  • − Aantrekken van nieuwe rijke jonge gezinnen
  • − het behoud van open gebieden

Slide 21 - Diapositive

Vraag 8C
 De opzet van Haverleij (zie onderstaande bron) levert op wijkniveau een bijdrage aan een grotere subjectieve veiligheid. Op het schaalniveau van de stad ’s-Hertogenbosch levert het een bijdrage aan ruimtelijke segregatie. Beredeneer dat de opzet van Haverleij op elk van deze twee schaalniveaus een andere bijdrage levert. 

  • Uit de redenering moet blijken dat de woonkastelen afgeschermd liggen van de rest van de stad (wat de bewoners een gevoel van veiligheid geeft) [1p];
  • maar dat de opzet van Haverleij op het schaalniveau van de stad bijdraagt aan een tweedeling: een concentratie van rijke bewoners in Haverleij en een concentratie van armere bewoners in andere delen van de stad [1p].

Slide 22 - Diapositive

Vraag 9A
De nieuwe inrichting van Céramique past in het compacte stadbeleid dat als doel heeft verschillende functies een plek te geven in de stad. Geef aan
- op welke manier in Céramique invulling wordt gegeven aan dit beleid.
- waarom de overheid dit beleid voert.

  • Op mondiale schaal is: De industrie is verplaatst naar lagelonenlanden [1p].
  •    Juiste oorzaken op lokale schaal zijn [1p]:
  • − De traditionele industrie zorgde voor overlast/vervuiling/zwaar vrachtverkeer
  • − de matige bereikbaarheid van de stad voor vrachtverkeer
  • − het gebrek aan ruimte voor uitbreiding in de stad

Slide 23 - Diapositive

Vraag 9B
 De ligging en het industriële verleden van Céramique maken de wijk geschikt voor de herontwikkeling. Geef aan waarom Céramique
- gezien de ligging geschikt is voor deze herontwikkeling;
- gezien het industriële verleden geschikt is voor deze herontwikkeling.

Juiste antwoorden voor de ligging zijn [per juist antwoord 1p]
  •  Céramique ligt relatief dicht bij het station van Maastricht.
  • Céramique ligt in/vlak bij de binnenstad van Maastricht.
  • De beschikbaarheid van oude fabriekspanden/industrieel erfgoed maken Céramique een aantrekkelijke wijk voor creatieve bedrijven [1p].

Slide 24 - Diapositive

Vraag 9C
Maastricht is een belangrijk centrum in Zuid-Limburg. Als je uitzoomt, kun je tot de conclusie komen dat Maastricht een ongunstige relatieve ligging heeft, maar ook dat Maastricht een gunstige relatieve ligging heeft. Dit is afhankelijk van het schaalniveau waarnaar je uitzoomt. Beredeneer dat je op verschillende schaalniveaus tot een andere conclusie kunt komen over de relatieve ligging van Maastricht. 

  • Een juiste redenering is: Binnen Nederland / Op nationale schaal heeft Maastricht een perifere / ongunstige relatieve ligging [1p]; maar over de landsgrenzen heen / Binnen de Euregio Maas-Rijn heeft Maastricht een centrale / gunstige relatieve ligging [1p]

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive