2H2 laatste les voor toetsweek 3

Was machen wir heute?
1. Übung: du oder Sie?
2. Übung: onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp
3. Übung: zinsdeel bepalen en juiste uitgang toevoegen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Was machen wir heute?
1. Übung: du oder Sie?
2. Übung: onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp
3. Übung: zinsdeel bepalen en juiste uitgang toevoegen

Slide 1 - Diapositive

je tante uit Duitsland

Slide 2 - Question ouverte

het buurmeisje van je Duitse neef (14 jaar)

Slide 3 - Question ouverte

een oudere man op straat

Slide 4 - Question ouverte

een verkoopster (17+)

Slide 5 - Question ouverte

de leraar

Slide 6 - Question ouverte

Heute räumen MEIN BRUDER UND ICH das Zimmer auf.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 7 - Quiz

Mein Vater und ich bauten EIN HOLZAUTO.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 8 - Quiz

DIESE AUFGABE schaffe ich.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 9 - Quiz

Mein Bruder schenkt MEINER MUTTER ein Buch.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 10 - Quiz

KATZEN jagen Mäuse.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 11 - Quiz

Die Polizisten geben DER FRAU ihre gestohlene Geldbörse.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 12 - Quiz

Mein Bruder schenkt meiner Mutter EIN BUCH.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 13 - Quiz

Der Vater hat DEN KINDERN einen neuen Bob gekauft.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 14 - Quiz

MEIN FREUND hört gern Musik.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 15 - Quiz

Die Polizisten geben der Frau IHRE GESTOHLENE GELDBÖRSE.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 16 - Quiz

Diese Aufgabe schaffe ICH.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 17 - Quiz

DIE SCHUHE gehören meiner Mutter.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 18 - Quiz

Heute räumen mein Bruder und ich DAS ZIMMER auf.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 19 - Quiz

Der Vater hat den Kindern EINEN NEUEN BOB gekauft.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 20 - Quiz

Unser Nachbar fährt SEIN AUTO aus der Garage.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 21 - Quiz

Ich erzähle MEINEN ELTERN eine tolle Geschichte.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...

Slide 22 - Quiz

Möchtest du ein__ Salat (m) bestellen?
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)

Slide 23 - Question ouverte

Möchtest du ein__ Salat (m) bestellen?
lijdend voorwerp (4e nv)

Slide 24 - Question ouverte

Wir wollen d___ Touristen (mv) Wien zeigen.(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)

Slide 25 - Question ouverte

Wir wollen d___ Touristen (mv) Wien zeigen.
meewerkend voorwerp (3e nv)

Slide 26 - Question ouverte

Dürft ihr eur___ Getränke (mv) in die Klasse mitnehmen?
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)

Slide 27 - Question ouverte

Dürft ihr eur___ Getränke (mv) in die Klasse mitnehmen?
lijdend voorwerp (4e nv)

Slide 28 - Question ouverte

David mag kein____ Apfelsaft (m).
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)

Slide 29 - Question ouverte

David mag kein____ Apfelsaft (m).
lijdend voorwerp (4e nv)

Slide 30 - Question ouverte

Ich bezahle mein___ Freundin (v) die fünf Euro zurück.
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)

Slide 31 - Question ouverte

Ich bezahle mein___ Freundin (v) die fünf Euro zurück.
meewerkend voorwerp (3e nv)

Slide 32 - Question ouverte

Mein___ Mutter (v) kocht zuhause.
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)

Slide 33 - Question ouverte

Mein___ Mutter (v) kocht zuhause.
onderwerp (1e nv)

Slide 34 - Question ouverte