Herhaling: de ontwikkeling van peuter en kleuter

• Pedagogisch handelen
• Secundair onderwijs

Herhalingskwis:

de ontwikkeling van peuter en kleuter

In welk denkstadium bevinden peuters en kleuters zich?

1. sensomotorisch stadium
2. pre-operationeel stadium
3. concreet-operationeel stadium
4. formeel-operationeel stadium

Wat zijn de leeftijdsgrenzen van het pre-operationeel stadium?
Schrijf jouw antwoord in cijfers x - x

Waardoor wordt de overgang van het sensomotorisch naar het pre-operationeel stadium gekenmerkt? Geef het begrip.

Welk vorm van symbolisch denken?
Lise doet een dansje na dat ze op de K3-show zag.

1. uitgestelde imitatie
2. verbeeldingsspel
3. mentale beelden
4. fantasie

Welke vorm van symbolisch denken?
Liam ziet een kartonnen doos en maakt een huis.

1. uitgestelde imitatie
2. verbeeldingsspel
3. mentale beelden
4. fantasie

Welke vorm van symbolisch denken?
Fee doet alsof ze in de tijd van de dinosaurussen leeft.

1. uitgestelde imitatie
2. verbeeldingsspel
3. mentale beelden
4. fantasie

Juist of fout?
Fantasie kan leiden tot angsten

1. juist
2. fout

Juist of fout?
De kleuterperiode is een typische periode voor de fantasie

1. juist
2. fout

Juist of fout?
Peuters en kleuters maken weinig denkfouten.

1. juist
2. fout

Welk begrip wordt omschreven?
Peuters en kleuters bekijken alles vanuit hun eigen perspectief.

Welk begrip wordt omschreven?
Peuters en kleuters denken dat ze een invloed hebben op een gebeurtenis waar ze eigenlijk geen vat op hebben door een bepaalde handeling uit te voeren.

Welk begrip wordt omschreven?
Peuters en kleuters laten zich leiden door het meest opvallende kenmerk van een voorwerp of een persoon.

1. egocentrisme
2. fantasie versus werkelijkheid
3. centratie
4. reversibel denken

1. egocentrisme
2. fantasie versus werkelijkheid
3. centratie
4. reversibel denken

1. egocentrisme
2. magisch denken
3. animisme
4. reversibel denken

1. egocentrisme
2. magisch denken
3. animisme
4. reversibel denken

Tekst

peuter

kleuter

Het kind is egocentrisch.

Het kind toont empathie.

Het kind wordt zich bewust van zijn sterktes en zwaktes.

Het kind wordt zich bewust van zijn eigen wil.

Kenmerken morele ontwikkeling:
De regels gelden enkel als de opvoeder erbij is.

1. peuter
2. kleuter

Kenmerken morele ontwikkeling:
Het kind ontwikkelt een spiegelgeweten.

1. peuter
2. kleuter

Kenmerken morele ontwikkeling:
In het spel wordt de eigen rol vaak gespeeld door een pop, broer of zus.

1. peuter
2. kleuter

Kenmerken morele ontwikkeling:
Het kind begrijpt nog niet dat hij rekening moet houden met anderen.

1. peuter
2. kleuter

Welke beloning geven de ouders?
Ruben krijgt extra zakgeld omdat zijn rapport zo goed was.

1. sociale beloning
2. materiële beloning
3. activiteitsbeloning

Welke beloning geven de ouders?
De juf schrijft op het rapport: Goed gewerkt, ik ben trots op jou.

1. sociale beloning
2. materiële beloning
3. activiteitsbeloning

Welke beloning geven de ouders?
Omdat Lowiek zo flink heeft meegeholpen bij de afwas, mag hij een kwartier langer opblijven.

1. sociale beloning
2. materiële beloning
3. activiteitsbeloning

Welke straf geven de ouders?
Nadat Luca zijn zusje een duw heeft gegeven, krijgt hij een time-out van 4 minuten.

1. sociale straf
2. materiële straf
3. activiteitsstraf

Welke straf geven de ouders?
Lien kwam dronken thuis van een fuif. De volgende morgen mag ze de auto van haar vader wassen.

1. sociale straf
2. materiële straf
3. activiteitsstraf

Welke straf geven de ouders?
Omdat Liam zijn bord niet leegeet, krijgt hij geen dessert.

1. sociale straf
2. materiële straf
3. activiteitsstraf

1. Er wordt correct gestraft.
2. Er wordt niet correct gestraft.

1. Er wordt correct gestraft.
2. Er wordt niet correct gestraft.