§4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

§4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

1T1

Leerdoelen

- Je kent het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid en tussen de formele- en informele sector.

- Je begrijpt hoe je die begrippen kunt gebruiken bij het bepalen van de rijkdom van een gebied.

- Je kunt met gegevens over de beroepsbevolking bepalen of een land arm of rijk is.

Scharreleconomie

Informele sector

Formele sector

• Illegaal

• Legaal

Je kent het verschil tussen de formele- en informele sector.

Welke combinatie klopt?

1. Informele sector - legaal
2. Informele sector - illegaal
3. Formele sector - illegaal
4. Formele sector - legaal

Sociale ongelijkheid

Regionale ongelijkheid

Je kent het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid.

Welke uitspraken kloppen?

1. Hoe meer sociale ongelijkheid, hoe armer een land
2. Hoe meer regionale ongelijkheid, hoe rijker een land.
3. Hoe minder sociale ongelijkheid, hoe rijker een land
4. Hoe minder regionale ongelijkheid, hoe armer een land.

Je begrijpt hoe je die begrippen kunt gebruiken bij het bepalen van de rijkdom van een gebied.

Aan het werk

• Kijk de opdrachten van §4.2 na en teken het af. 
  
  
• Maak de opdrachten 1 t/m 7 van §4.3.
  
  
• Maak een samenvatting van de leerdoelen.
  
  
• Maak het werkblad. 

Beroepsbevolking

Verdeling in drie groepen:

1. Landbouw; platteland.

2. Industrie; fabrieken.

3. Diensten; dienstverlening

• Hoe armer een land, hoe meer mensen in de landbouw werken!

Welke uitspraken kloppen?

1. Hoe rijker een land, hoe meer mensen in de diensten werken.
2. Hoe armer een land, hoe meer mensen in de landbouw werken.
3. Industrie - dienstverlening
4. Landbouw - fabrieken

Aan het werk

• Kijk de opdrachten van §4.2 na en teken het af. 
  
  
• Maak de opdrachten 1 t/m 7 van §4.3.
  
  
• Maak een samenvatting van de leerdoelen.
  
  
• Maak het werkblad.