Quiz Goederenstroom hoofdstuk 1-3

Wat is een voorbeeld van derving?
A
Beschadigde goederen worden niet aangenomen
B
Na de inventarisatie blijken er goederen te ontbreken
C
Te weinig geleverde goederen worden geregistreerd
D
De back-orderlijst klopt niet
1 / 29
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is een voorbeeld van derving?
A
Beschadigde goederen worden niet aangenomen
B
Na de inventarisatie blijken er goederen te ontbreken
C
Te weinig geleverde goederen worden geregistreerd
D
De back-orderlijst klopt niet

Slide 1 - Quiz

Wat is geen onderdeel van het interne transport binnen een bedrijf?
A
Goederen uitpakken
B
Goederen opslaan in het magazijn
C
Het verkopen van goederen richting de klant
D
Het vervoeren van goederen van fabrikant naar leverancier

Slide 2 - Quiz

Wat is een raamovereenkomst?
A
Hierin staat een verkoopplan
B
Hierin staan afspraken met leveranciers over inkoopprijs en levertijden
C
Hierin staat een reclameplan
D
Dit is een back-orderlijst

Slide 3 - Quiz

Waar is de achterdeurprocedure voor?

Slide 4 - Question ouverte

Noem 3 aspecten ter voorbereiding van goederenontvangst

Slide 5 - Question ouverte

Een integrale controle bestaat uit:
A
Kwalitatieve controle
B
Steekproefcontrole
C
Kwantitatieve controle
D
Kwantitatieve en kwalitatieve controle

Slide 6 - Quiz

Op een pakbon staan:
A
inkoopprijs en artikelnummers
B
Aantal en inkoopprijs
C
Artikelnummers en aantal
D
Omschrijving en inkoopprijs

Slide 7 - Quiz

Voordat de administratie een factuur betaald wil men de volgende documenten van de logistieke afdeling ontvangen :
A
MBTV-lijst en vrachtbrief
B
Back-order lijst en vrachtbrief
C
MBTV-lijst en pakbon
D
Vrachtbrief backorder-lijst

Slide 8 - Quiz

Noem 3 voorbeelden waarom je goederen retour stuurt naar de leverancier?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is fulfilment?
A
Na het online bestellen door een klant , worden alle activiteiten door het bedrijf zelf uitgevoerd .
B
Na het online bestellen door een klant , worden alle activiteiten door een extern bedrijf uitgevoerd.
C
Na het online bestellen door een klant , worden de activiteiten gedeeltelijk door andere bedrijven uitgevoerd .
D
Geen idee

Slide 10 - Quiz

Noem 2opslagmethoden die er zijn bij de opslag van goederen

Slide 11 - Question ouverte

Noem 2 punten waarmee ik rekening houd met de opslag van goederen?

Slide 12 - Question ouverte

Seizoenartikelen plaats je:
A
het gehele jaar vooraan in het magazijn
B
het gehele jaar achteraan in het magazijn
C
Afhankelijk welk seizoen voor of achter in het magazijn
D
Geen idee

Slide 13 - Quiz

Wanneer moet er in een zorginstelling een melding worden gedaan bij de NVWA?
A
Als twee of meer personen maag-darm gerelateerde klachten hebben
B
Als vermoed wordt dan een product uit de winkel de oorzaak is geweest van een infectie-uitbraak
C
Bij een infectie hoeft geen melding gedaan te worden bij de NVWA
D
Als een medewerker of een bewoner klachten heeft van een voedselinfectie

Slide 14 - Quiz

Wat is een kooiaap?
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Aandachtspunten bij goederenopslag zijn:
A
Omzet, winst
B
Aantal, omzetsnelheid
C
Eigenschappen , winst
D
Grootte, personeel

Slide 16 - Quiz

Welk transportmiddel zie je hier?
A
Steekwagen
B
Pompwagen
C
Plateauwagen
D
Vorkheftruck

Slide 17 - Quiz

Wat is een dolly:
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

Technische voorraad
A
De aanwezige voorraad volgens de administratie
B
De voorraad waarover je risico loopt
C
De werkelijke voorraad
D
De voorraad die minimaal aanwezig moet zijn om nee-verkoop te voorkomen

Slide 19 - Quiz

Wat betekend FIFO?




A
First is Fast Out
B
Fresh IN Fist Office
C
First In First Out
D
Geen van de bovenstaande

Slide 20 - Quiz

Waar staat de achterdeurprocedure voor?
A
Waarborgt veiligheid personeel
B
Waarborgt veiligheid Chauffeur
C
Waarborgt veiligheid goederen
D
Waarborgt veiligheid klanten

Slide 21 - Quiz

Een verpakkingseenheid heet ook wel een....
A
Pallet
B
Pakbon
C
Colli
D
kratten

Slide 22 - Quiz

Wat is een kenmerk van emballage
A
Dit kun je niet meer verkopen
B
Derving
C
Veiligheidspoortjes
D
Er zit statiegeld op

Slide 23 - Quiz

Wat is de IWO (inkoop waarde van de omzet)?
A
Het totaal aantal verkochte producten.
B
De verkoopprijs van de verkochte producten.
C
De inkoopprijs van de verkochte producten.
D
De inkoopprijs van de bedrijfskosten.

Slide 24 - Quiz

Welke van de onderstaande is geen intern transportmiddel
A
Heftruck
B
Plateauwagen
C
Dolly
D
Vrachtschip

Slide 25 - Quiz

Voor welke goederen gebruik je LIFO
A
Melk
B
Hamers
C
Kaas
D
Zand

Slide 26 - Quiz

Wanneer je alle binnengekomen goederen op kwaliteit en kwaliteit controleert dan doe je een....
A
Integrale controle
B
Steekproef controle
C
Externe controle
D
Interne controle

Slide 27 - Quiz

Economische voorraad betekend
A
Voorraad wat aanwezig is in de winkel
B
Voorraad waar je prijsrisico over loopt
C
Voorraad wat al besteld is maar nog niet ontvangen
D
Voorraad waar je geen prijsrisico over loopt

Slide 28 - Quiz

Niet criminele derving kan ontstaan door?
A
Administratieve fouten
B
Controle fouten
C
Werkfouten
D
A, B en C

Slide 29 - Quiz