T3 Genetica_Les 9

Wat is het leukste wat je in de vakantie hebt gedaan? Ben benieuwd!
1 / 32
suivant
Slide 1: Question ouverte
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat is het leukste wat je in de vakantie hebt gedaan? Ben benieuwd!

Slide 1 - Question ouverte

Erfelijk
Niet-erfelijk
Blauwe ogen
Bladeren die slap hangen
Piercing
Wipneus
Litteken
bladeren met stekels
Rode bloemen (klaproos)

Slide 2 - Question de remorquage

Verandert je genotype als je ouder wordt? En je fenotype?
A
Genotype wel / fenotype wel
B
Genotype wel / fenotype niet
C
Genotype niet / fenotype wel
D
Genotype niet / fenotype niet

Slide 3 - Quiz

Een spiercel van de baby heeft hetzelfde genotype als de bevruchte eicel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Is dit een lichaamscel van een man of vrouw?
A
Man
B
Vrouw
C
Kun je niet zien

Slide 5 - Quiz

Welk geslacht zal dit kind worden?
A
Man
B
Vrouw

Slide 6 - Quiz

Welke stikstofbase zit altijd vast aan Adenine in een basenpaar?
A
Cytosine
B
Guanine
C
Thymine

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Homozygoot
Heterozygoot

Slide 11 - Question de remorquage

Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Aa
AA
rr
RR
Qq
hh
HH
Gg

Slide 12 - Question de remorquage

Bij welke combinatie komt het recessieve allel tot uiting in het fenotype?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 13 - Quiz

Muis 1 heeft zwarte haren. Bij muizen is het gen voor zwarte haren dominant over het gen voor witte haren. Muis 1 is homozygoot voor de haarkleur.

Welke genen heeft muis 1 voor de eigenschap haarkleur?
A
Twee allelen voor witte haren
B
Twee allelen voor zwarte haren
C
Een allel voor wit en allel voor zwart haar

Slide 14 - Quiz

Bij welke monohybride kruising zijn alle nakomelingen heterozygoot?
A
AA x aa
B
Aa x aa
C
Aa x Aa
D
AA x Aa

Slide 15 - Quiz

Bij welke monohybride kruising kun je een kind krijgen met een ander fenotype dan beide ouders?
A
AA x aa
B
Aa x aa
C
Aa x Aa
D
AA x Aa

Slide 16 - Quiz

Wat is het fenotype van persoon 4?
A
zwart haar
B
blond haar

Slide 17 - Quiz

Welk kind heeft een afwijkend fenotype?
A
3
B
4
C
5

Slide 18 - Quiz

Welk kind heeft een afwijkend fenotype?
A
3
B
4
C
5

Slide 19 - Quiz

Welke personen kun je gebruiken om te achterhalen welk allel dominant en welke recessief is?
A
Persoon 1, 2 en 3
B
Persoon 1, 2 en 4
C
Persoon 3, 4 en 5

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de genotypes van 1 en 2?
A
AA en AA
B
Aa x Aa
C
AA x aa

Slide 21 - Quiz

Wat is het genotype van 4?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 22 - Quiz

Welke persoon heeft het genotype 'aa'?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste kruising tussen persoon 4 en 5?
A
AA x AA
B
Aa x Aa
C
AA x aa

Slide 24 - Quiz

Welk allel is dominant?
A
Allel voor 'huid met sproeten'
B
Allel voor 'huid zonder sproeten'

Slide 25 - Quiz

Welke personen zijn homozygoot recessief?
A
Persoon 1 & 6
B
Persoon 4 & 5
C
Persoon 3 en 5

Slide 26 - Quiz

Uit welke 3 personen kun je afleiden welk allel dominant is?
A
Johanna, Henk en Laura
B
Yvonne, Gert en Jolanda
C
Monique, Kees, Tim

Slide 27 - Quiz

Welke kleur is recessief?
A
Zwart
B
Wit

Slide 28 - Quiz

Wat is de kruising tussen Monique en Kees?
A
AA x Aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa

Slide 29 - Quiz

Welke persoon is homozygoot recessief?
A
Laura
B
Jasmijn
C
Monique

Slide 30 - Quiz

Uit welke kruising is af te leiden welk allel dominant / recessief is?
A
1 x 2
B
3 x 4
C
5 x 6

Slide 31 - Quiz

Wat is het genotype van kat 2?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 32 - Quiz