6.4 Belastingen op inkomsten

Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Behandelen paragraaf 4 (15 min)
  • zelfstandig werken (30 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)

Slide 2 - Diapositive

6.4 Belastingen op inkomsten
Maar eerst blikken we terug....

Slide 3 - Diapositive

Belastingen op inkomsten. Bij welke belastingen horen die?
A
Directe belastingen
B
Indirecte belastingen

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je de waarde van een woning of bedrijfspand?
A
OZB
B
WOZ

Slide 5 - Quiz

Wat klopt NIET over de WOZ-waarde?
A
Het is een schatting van de waarde van een huis.
B
De gemeente gebruikt de WOZ-waarde om de belasting te bepalen.
C
De WOZ-waarde is het bedrag waarvoor je een woning kan (ver)kopen.
D
De gemiddelde WOZ-waarde is een indicator voor de huizenprijzen in de wijk.

Slide 6 - Quiz

Hogere WOZ.
OZB hoger of lager??
A
hoger
B
lager
C
blijft gelijk

Slide 7 - Quiz

Uit welke bronnen krijgt de gemeente inkomsten?
A
Accijns
B
Afvalstoffenheffing
C
Toeristenbelasting
D
Inkomstenbelasting

Slide 8 - Quiz

In de gemeente X is het OZB tarief 6,95 per € 10.000. De WOZ waarde is € 285.000. Wat moet je betalen aan OZB?

Slide 9 - Question ouverte

Anouk en Ferdi praten over de kosten van een auto.
Anouk zegt dat je kosten van auto’s goed kunt vergelijken als je de prijs per kilometer weet.
Ferdi zegt dat duurste auto in aanschaf vaak ook de duurste in gebruik is.
Wie heeft er gelijk?
A
Anouk heeft gelijk
B
Ferdi heeft gelijk
C
Beiden hebben gelijk
D
Beiden hebben ongelijk

Slide 10 - Quiz

Een fiets kost € 1850 euro inclusief 21% BTW
Welke berekening moet je maken om de prijs exclusief BTW te krijgen?
A
1850 x 121
B
1850 x 100/121
C
1850 /100 x 121
D
1850 / 121 x 100

Slide 11 - Quiz

Leerdoelen 6.4
  • Ik kan bepalen hoe hoog de loonheffing is
  • Ik kan uitleggen wat er nodig is om inkomstenbelasting te berekenen
  • ik kan uitrekenen wat er nog betaald moet worden of terug te ontvangen is aan inkomstenbelasting

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Inkomstenbelasting
Wordt berekend over het loon, huur en winst (belastbaar inkomen)
Hierover wordt de inkomstenbelasting berekend
De heffingskortingen mag je van de inkomstenbelasting afhalen
Hierdoor daalt  betaal je dus minder belasting


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Naverrekening inkomstenbelasting
Te betalen inkomstenbelasting over belastbaar inkomen
Heffingskortingen                                           -
De te betalen inkomstenbelasting na korting (werkelijk)
Betaalde loonheffing (ingehouden op je salaris) -
Nog te betalen/nog terug te ontvangen van de Belastingdienst

Slide 20 - Diapositive

opdrachten maken

Slide 21 - Diapositive

Huiswerk
  • Maken opdrachten hoofdstuk 6 paragraaf 4

  • Lees de theorie op bladzijde 54 en 55
  • Maak de opdrachten 1 t/m 11

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Leerdoelen 6.4
  • Ik kan bepalen hoe hoog de loonheffing is
  • Ik kan uitleggen wat er nodig is om inkomstenbelasting te berekenen
  • ik kan uitrekenen wat er nog betaald moet worden of terug te ontvangen is aan inkomstenbelasting

Slide 24 - Diapositive