BVJ HAVO 4 H 3+4 sammenvatting

Samenvatting thema 3 & 4
exclusief kruising schema's
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Samenvatting thema 3 & 4
exclusief kruising schema's

Slide 1 - Diapositive

Informatie over de toets
Gebruik van informatieboek BINAS is toegestaan.
Een grafische rekenmachine mag niet worden gebruikt

Slide 2 - Diapositive

Hulpmiddelen voor leren 
its learning 
- Binas Tabbelen lijst
- extra powerpoints
- antwoorden voor vragen uit het boek 
- oefentoets (dekt niet alles)
Biologie pagina 
Bioplek



Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Keuze 
zelf aan het werk
(test op its learning of vragen maken uit het boek etc.)

of

Samenvattende les volgen 
(exclusief kruisings schema's)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Nature vs. Nurture
- Nature: aanleg/erfelijkheid
- Nurture: omgeving/opvoeding
- Wolfskind
- Mowgly

Slide 11 - Diapositive

Onderzoek aan tweelingen

Slide 12 - Diapositive

Belangrijke termen 

Prokaryoten
Eukaryoten
eencellig
meercellig



Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

schimmels
* komen meercellig en enkelcellig (de gisten) voor

* meercellige schimmels bestaan uit schimmeldraden 
(hyfen)

* hebben een celkern en celwand, geen bladgroenkorrels
 ook al lijken sommige schimmels groen

* zijn belangrijk bij het opruimen van de natuur, bij de 
productie van voedsel en medicijnen


Slide 15 - Diapositive

planten
* hebben een celwand van cellulose

* hebben onder andere bladgroenkorrels en zijn daarmee ook autotroof (maken hun eigen energie)

* eencellige planten noemen we algen

* algen vallen onder de wieren en samen met de mossen en varens vallen zij onder de sporenplanten


Slide 16 - Diapositive

planten
De paardenstaarten en varens hebben ook nog eens transportvaten net zoals de zaadplanten.

Deze drie groepen worden dan ook wel tot de vaatplanten gerekend. 

Deze groep kan ook veel groten worden dan de wieren en de mossen


Slide 17 - Diapositive

Dieren
Ze hebben een celkern maar géén celwand of 
bladgroenkorrels (ze zijn dus heterotroof).

Bijna alle dieren zijn diploïd (twee setjes chromosomen), 
alleen de geslachtscellen komen voor in een haploïd stadium

Criteria voor indeling zijn een- of meercelligheid, symmetrie
het soort skelet en natuurlijk resultaten op basis van 
moleculair onderzoek.


Slide 18 - Diapositive

geleedpotigen
* meest soortenrijke stam van het dierenrijk

* meer dan een miljoen soorten waarvan 3/4 insect

* skelet: uitwendig  van chitine

* groei alleen mogelijk tijdens vervelling

* insecten kennen verschillende vormen en fasen tijdens hun leven

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Dit zijn analoge organen. Organen die niet zijn ontstaan uit dezelfde grondvorm, maar door aanpassingen aan het milieu wel een vergelijkbare functie hebben.

Slide 25 - Diapositive

Homologe organen

Slide 26 - Diapositive

Rudimentaire organen

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Zijn gibbons en orang-oetans meer of minder verwant aan elkaar dan gibbons en chimpansees? Leg uit

Slide 30 - Diapositive

Soort
Soort:
individuen kunnen onderling voortplanten (op natuurlijke wijze) en zo vruchtbare nakomelingen krijgen.

Slide 31 - Diapositive

Soort versus populatie
Populatie:
groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.

Gebied is begrensd met natuurlijke grenzen. Bijv. rivier.
konijnen op Schiermonnikoog.

Slide 32 - Diapositive

Genetic drift:
een grote verandering in allelfrequenties treedt op in een kleine populatie.

Bijv. door scheiding populatie door bosbrand. 

Slide 33 - Diapositive

Vereiste voor soortvorming: Reproductieve isolatie
-> genetische verschillen hopen op

- Allopatrisch (= in ander gebied)
'Eilandtheorie' (McArthur & Wilson)

- Sympatrisch (= in zelfde gebied)


4.7 Soortvorming

Slide 34 - Diapositive

Eilandtheorie
Wiskundig model dat voorspelt hoeveel soorten er op een eiland kunnen leven. 

Groter eiland: meer voedselbronnen
(10x groter => 2x meer soorten)
Dichtbij vaste land: meer immigratie



VS -->

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive