week 20

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Hola!

¿Qué vamos a hacer?

• Repetir los verbos
• describir el aspecto físico

Semana 20

SAN ISIDRO en Madrid 

El 15 de mayo

Agenda

leren: woordjes van 1 en 2

werkwoorden -AR,-ER,-IR

werkwoorden ser, estar, tener en llamarse

maken: LA Blz.49 oef. 3 y 4

LE 3.10, 3.11, 3.12, 3.13

Plan 3 leermomenten in.

Corregimos los deberes

Aan het einde van deze les ...

• Kan ik de regelmatige werkwoorden en de werkwoorden llamarse, ser en tener vervoegen en gebruiken.
• Kan ik het uiterlijk van iemand beschrijven. 

LEERDOELEN

Los verbos regulares

Uitgangen -AR

Uitgangen -ER

Uitgangen -IR

Verbos regulares

Vervoeg het werkwoord "llevar"

Wat betekent 'llevar' ook alweer?

nemen (ik neem deze trui) of dragen (ik draag een trui)

A practicar

Kies: bailar, beber, comer,estudiar, escribir, hablar en vivir

Kies: presente

www.verbuga.eu

www.verbuga.eu

A practicar

Kies: ser, tener, estar en llamarse

Kies: presente

Describir personas

¿Qué verbos usamos?

usar

Regelmatig werkwoord. Het betekent gebruiken (denk aan het Engels)

ser

zijn, onregelmatig werkwoord.

tener

hebben, onregelmatig werkwoord.

llevar

dragen, regelmatig werkwoord.

Woordenlijst pág.8

El aspecto físico - Describir personas

¿Cómo es? 

módulo pág. 32-34

Wanneer gebruik je delgado, guapo? En wanneer delgada, guapa?

El aspecto físico - Describir personas

¿Cómo es? 

Oogkleur

módulo pág. 32-34

¡Ojo!

Vergeet het lidwoord 'los' niet bij de ogen te zetten

¡Ojo!

Weet je nog dat het bijvoeglijk naamwoord na het zelfstandig naamwoord komt!!! 

El aspecto físico - Describir personas

¿Cómo es? 

Haarkleur

módulo pág. 32-34

¡Ojo!

Vergeet het lidwoord 'el' niet voor pelo te zetten

Waarom is het “pelo rubio” en zeg je “Carmen es rubia”? 

El aspecto físico - Describir personas

¿Cómo es? 

Andere eigenschappen

módulo pág. 32-34

¡Ojo!

Als je een mindere eigenschap van iemand beschrijft dan zet je er in het Spaans “un poco” voor. Je kunt ook het verkleinwoord gebruiken: bajito/gordita

VB: Es muy guapo pero es un poco bajo/es bajito

¿Quién es quién?

vamos a escuchar

Open je Libro de alumno op pagina 50 en luister naar opdracht 2.

Noteer onder de foto welk fragment bij welke persoon hoort.  

Wat heb ik
vandaag geleerd?

Ik kan de regelmatige werkwoorden vervoegen?

😒🙁😐🙂😃

Ik kan de werkwoorden ser, tener, estar en llamarse vervoegen?

😒🙁😐🙂😃

Ik kan iemands uiterlijk in het Spaans beschrijven

😒🙁😐🙂😃

Agenda

leren: woordjes van 1 en 2

werkwoorden -AR,-ER,-IR

werkwoorden ser, estar, tener en llamarse

maken: LA Blz.49 oef. 3 y 4

LE 3.10, 3.11, 3.12, 3.13

Plan 3 leermomenten in.