Vergelijkingen; als of dan

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b, k
• Leerjaar 3

Het gebruik van 'als' en 'dan'

Even groot > als; Groter > dan

Doel

Aan het eind van de les kan ik ‘als’ en ‘dan’ in een vergelijking op de juiste manier gebruiken.

Isa heeft bijna dezelfde schoenen dan / als Lynn

1. dan
2. als

Zij zijn slimmer dan / als wij.

1. dan
2. als

Jouw shirtje heeft echt niet dezelfde kleur (als / dan) mijn shirtje.

1. als
2. dan

Het boek is net zo mooi (als / dan) de film.

1. als
2. dan

Hij zingt mooier dan/als haar/zij.

1. dan haar
2. dan zij
3. als haar
4. als zij

Deze broek ziet er precies hetzelfde uit (als / dan) die andere.

1. als
2. dan

Jelle heeft al langer (als / dan) een week niet meer gerookt.

1. als
2. dan

Jouw shirtje heeft echt niet dezelfde kleur (als / dan) mijn shirtje.

1. als
2. dan

Isa heeft bijna dezelfde schoenen dan / als Lynn

1. dan
2. als

Het boek is net zo mooi (als / dan) de film.

1. als
2. dan

Hij zingt mooier dan/als haar/zij.

1. dan haar
2. dan zij
3. als haar
4. als zij

Ik weet goed wanneer ik 'als' en 'dan' moet gebruiken.

1. Mwoah
2. Nee
3. Ja, dat lukt mij!
4. Op de juiste momenten