Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
H2V2 CH 1 p.c. + voca CH 1
Herhaling passé composé + bezittelijk voornaamwoord
1 / 32
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
32 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Herhaling passé composé + bezittelijk voornaamwoord
Slide 1 - Diapositive
Wat is de passé composé?
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd
Slide 2 - Quiz
Passé composé
J' (ik)
ai
parlé
Tu (jij)
as
parlé
Il/elle/on (hij/zij/men)
a
parlé
nous (wij)
avons
parlé
Vous (jullie/u)
avez
parlé
Ils/elles (zij)
ont
parlé
Ik heb gepraat
Verleden tijd: passé composé
Slide 3 - Diapositive
Hoe maak je een Passé composé?
A
avoir + ww op é
B
aller + ww op é
C
faire + ww op é
D
avoir
Slide 4 - Quiz
ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré
Slide 5 - Quiz
Wat is een passé composé?
A
trouvé
B
a trouvé
C
a
D
trouvait
Slide 6 - Quiz
tu (choisir = kiezen, passé composé)
passé composé
A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi
Slide 7 - Quiz
bezittelijk voornaamwoord
mijn (mannelijk enkelvoud)
A
ma
B
mes
C
ton
D
mon
Slide 8 - Quiz
Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel
Slide 9 - Quiz
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
duidt een persoon, dier of ding aan
B
geeft aan van wie iets is.
Slide 10 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses
Slide 11 - Quiz
In welke zin staat een bezittelijk voornaamwoord?
A
Ik heb een grote hond.
B
Ik heet Jan.
C
Dat zijn mijn ouders.
D
Heb jij een nieuwe fiets?
Slide 12 - Quiz
In welke zin is het juiste bezittelijk voornaamwoord gekozen?
A
Mon père parle beaucoup.
B
Ma père parle beaucoup.
C
Mes père parle beaucoup.
Slide 13 - Quiz
Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je voor 'jouw'?
A
ton, ta,mes
B
mon, ma, mes
C
ton, ta, tes
D
ton, mon, tes
Slide 14 - Quiz
Het bezittelijk voornaamwoord past zich aan, aan het woord dat erachter staat
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
In welke zin zit een bezittelijk voornaamwoord?
A
Elle a un chat qui s'appelle Zon.
B
Elle a un chat et c'est un chat adorable.
C
Elle a un chat qui n'est pas vraiment son chat.
D
Elle a un chat qui cherche les poissons.
Slide 16 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa
Slide 17 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.
_________ (onze) grands-parents
A
nos
B
notre
C
vos
D
votre
Slide 18 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son
Slide 19 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (jouw) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton
Slide 20 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (onze) mère
A
nos
B
notre
C
votre
D
vos
Slide 21 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (haar) oncle
A
leur
B
tes
C
son
D
ses
Slide 22 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (hun) oncles
A
leur
B
leurs
Slide 23 - Quiz
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
......parents sont divorcés.
A
Mon
B
Mes
C
Ma
Slide 24 - Quiz
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
......amie est Julie.
A
Ton
B
Ta
C
Tes
Slide 25 - Quiz
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (haar) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton
Slide 26 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=
A
ma amie
B
mon amie
C
m'amie
D
mon ami
Slide 27 - Quiz
Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais
Slide 28 - Quiz
Wat betekent 'la rentrée'?
A
de ingang
B
het begin van het nieuwe schooljaar
C
de ruzie
D
het begin van de vakantie
Slide 29 - Quiz
Vertaal:
Het is slecht weer.
A
Il fait mauvais.
B
Il fait froid.
C
Il pleut.
D
Il fait beau.
Slide 30 - Quiz
Geef de vertaling.
Het is koud in de winter.
A
Il fait mauvais en hiver.
B
Il fait froid en automne.
C
Il fait 20 degrés en hiver.
D
Il fait froid en hiver.
Slide 31 - Quiz
Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
die
B
jouw
C
mijn
D
onze
Slide 32 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
HA1B/H 13-3-2023
Octobre 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Herhaling unité 2 Havo 2
il y a 18 jours
- Leçon avec
25 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Chapitre 4 2 VWO herh. Chapitre 1 & 2
Mars 2024
- Leçon avec
42 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Chapitre 4 2 VWO herh. Chapitre 1
Mars 2024
- Leçon avec
46 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Chapitre 1 Oefenen voor de So/PW
Novembre 2021
- Leçon avec
30 diapositives
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
HV2 CH 1 voca + gram. CH 1 Grandes Lignes
Novembre 2024
- Leçon avec
37 diapositives
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Het bezittelijk voornaamwoord - herhaling leerjaar 2
Octobre 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Het bezittelijk voornaamwoord - leerjaar 2
il y a 10 jours
- Leçon avec
24 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1